32956 |
eerste hooioogst |
eerste maai:
ēštǝ māi̯ (Q020p Sittard),
eerste snid:
ēštǝ šnēt (Q020p Sittard)
|
Hier zijn opgenomen de benamingen van de eerste hooioogst die zijn opgegeven in tegenstelling tot die voor de tweede hooioogst; wanneer de opgave hetzelfde was als die voor hooi in het algemeen, is deze niet hier, maar bij het lemma ''hooi'' ondergebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128a]
I-3
|
21564 |
eerste opbod |
inzet:
den inzèt (Q020p Sittard),
inzetten:
Opm. is eig. de (algemene) uitdrukking voor openbare verkoping (en niet het correcte antwoord op deze vraag).
’t woordt ongezat veur zovööl (Q020p Sittard),
verkoop bij opbod:
verkoup biej opbod (Q020p Sittard),
voor het bedenk:
ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).
veur ’t bedēnk (Q020p Sittard)
|
de eerste verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij bij opbod wordt geboden [den inzet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33121 |
eerste rij schoven van het dorsbed |
aanleg:
ānlęq (Q020p Sittard)
|
De meest gebruikelijke inrichting van het dorsbed bestaat uit één lange rij schoven, in de lengterichting van de dorsvloer achter elkaar gelegd, en daarop een tweede laag die bestaat uit twee rijen, met de koppen van de schoven naar elkaar toegekeerd, zodat de aren op de eerste, ondersterij rusten. In dit lemma staan de benamingen van de eerste, onderliggende rij bijeen, die in lengterichting achter elkaar liggen. Opmerkenswaard (en elders ongebruikelijk) is hetgeen de zegsman van L 330 opgeeft: "drie of vier schoven werden losgemaakt en uitgespreid over de dorsvloer voordat het eigenlijke bed van twee rijen schoven met de koppen naar elkaar toe werd gelegd". Voor de fonetische documentatie van de woord(delen) [bed] en [brei], zie het lemma ''dorsbed, de laag schoven op de dorsvloer'' (6.1.16). Zie ook afbeelding 11, a.' [N 14, 17a; JG 1c, 2c; monogr.]
I-4
|
24972 |
eerstvolgend, ernaast |
direct:
direk (Q020p Sittard)
|
eerstvolgend, direct op een genoemde volgend [naast] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25701 |
eest |
eesthuis:
ę̄štǝš (Q020p Sittard)
|
De oven waarin de gekiemde gerst wordt gedroogd en eventueel bij een bepaalde temperatuur wordt geroosterd. Zie afb. 3. De invuller uit L 210 vermeldt dat de onderste eest wordt gebruikt voor dit proces. Ook het woordtype "onderste eest" (Q 95) wijst daarop. De zegsman uit Q 20 merkt op dat men de gerst bracht naar het eesthuis, waaronder zich een oven bevond. Zie ook de semantische toelichtingen bij de lemmata ''eesten'', ''drogen, vooreesten'' en ''moutzolder''. [N 35, 5; N 35, 13; N 35, 3; monogr.]
II-2
|
20520 |
eetbare slak |
karakol:
karakol (Q020p Sittard),
kelderslak:
kelderslek (Q020p Sittard),
slek:
sjlēk (Q020p Sittard)
|
Hoe noemt u de eetbare soort zeeslakken (alikruik, ullek) [N 83 (1981)] || slak; Hoe noemt U: Een eetbare slak (karakol, kreukel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19952 |
eetketel |
henkelmannetje:
eŋkǝmę ̞nkǝ (Q020p Sittard)
|
Etensketel waarin de warme maaltijd voor de steen- en pannenbakkers werd gebracht, bestaande uit twee of drie pannen die door een handvat met elkaar verbonden waren. In L 270 werd een dergelijke dubbelketel met warm eten ɛs middags meestal door kinderen naar de kleiput gebracht.' [N 98, 12; monogr.]
II-8
|
19571 |
eetlepel |
eetlepel:
éétléépel (Q020p Sittard),
soeplepel:
soplaepel (Q020p Sittard)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20613 |
eetlust |
honger:
Hónger pës ónger de erm: enorme honger
hónger (Q020p Sittard),
smalle:
sjmaale lieë: honger lijden Sjmaale höbbe: trek hebben
sjmaale (Q020p Sittard)
|
honger
III-2-3
|
33709 |
egaliseren |
gelijkmaken:
gǝlīkmākǝ (Q020p Sittard)
|
De grond met de schop egaliseren, al spittend gelijkmaken. [N 27, 11]
I-8
|