e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoge hoed cilinder: cilinder (Sittard), hoge hoed: hoge houd (Sittard), hogen houd (Sittard), hoge zijden: hoge zieje (Sittard) cylinder [N 23 (1964)] || hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-1-3
hoge hoed bij begrafenis cilinder: cilinder (Sittard), hoge hoed: hoge houd (Sittard), hoge zijden: den hoge zieje (Sittard) hoed, hoge ~, gedragen bij rouwgelegenheden [N 25 (1964)] III-2-2
hoge kaart(en) stompen (mv.): Sub sjtómp.  hae haet stump! (Sittard) Hij heeft goede kaarten. III-3-2
hoge klomp botje: bø̄tjǝ (Sittard), klomp: [klomp] (Sittard) Klomp met een hoge en lange, tot boven de wreef doorlopende kap. De klompopening sluit bij dit type klompen goed om de voet zodat er geen klompenriem nodig is. Zie ook afb. 259. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ. De kapklomp die in en rond Venray (L 210) bekend was, was een luxe hoge klomp die versierd was met koperen spijkers. Hij was volgens het Venrays woordenboek (pag. 227), ondanks de hoge kap toch van een leren band voorzien en werd op zondag gedragen.' [N 24, 70b; monogr.] II-12
hoge klomp? beutje: NB bötje = laarsje.  beutje (Sittard), klomp: klómp (Sittard) klomp (met een hoge kap) || klomp met hoge huif, hoge klomp, zonder riem gedragen [N 24 (1964)] III-1-3
hoge pet met opstaand bovenstuk hoge zijden: hoge zieje (Sittard) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het hoge model {afb} [hoge zeje] [N 25 (1964)] III-1-3
hoge rijgschoen bottine: petinne (Sittard), rijgschoen: riesjoon (Sittard), NB rieë: (1) rijden, (2) rijgen.  riesjoon (Sittard) Fr. bottine, knoop-rijglaars || rijgschoen || rijgschoenen, hoge ~ voor dames [petiens, bottines] [N 24 (1964)] III-1-3
hogen hogen: heuge (Sittard) de eerder geboden som verhogen op een veiling [hogen, een hoog zetten] [N 89 (1982)] III-3-1
hok opbinden binden: bęnjǝ (Sittard) Het leggen van een band om de koppen van de schoven als deze in een hok bijeengezet worden. Het voorwerp van het werkwoord is steeds "hok, stuik". De volgorde van de varianten van het type binden is zoals in het lemma ''schoven binden'' (4.6.2). [N 15, 33; monogr.] I-4
hom hom: ideosyncr.  hom (Sittard), melgerkuit: melcherkuut (Sittard), milcherkuut (Sittard) Hoe noemt u het voortplantignsvocht van mannelijke vissen (hom, melk, geiltje) [N 83 (1981)] || hom || hom vd vis III-4-2