e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hommel hommel: (h)ooməl (Sittard), hoomel (Sittard, ... ), hŏĕ’məl (Sittard), ideosyncr.  hoomel (Sittard) Hoe noemt u een soort bij: groot, breed gebouwd en meestal kleurig behaard (bruinrood of geel) (hommel) [N 83 (1981)] || hommel [SGV (1914)] III-4-2
homp brood homp: hoamp (Sittard), homp (Sittard), hōmp (Sittard), knode brood: knao brood (Sittard) homp; Hoe noemt U: Een dik stuk brood (homp, fomp, facht, hoft, knods, knoft, kreeuw) [N 80 (1980)] III-2-3
homp, brok, klont knab: (knabbe-knebke). ps. boven de e (van knebke) moet nog een punt staan; deze combinatieletter is niet te maken (betekent: korte vocaal als in het Ned. Bek, gek).  knab (Sittard) homp, brok III-4-4
hond fiks: hondennaam > soortnaam  fiks (Sittard), hond: hoendj (Sittard), honjd (Sittard), honjt (Sittard), hŭndj (Sittard), hòndj (Sittard), hónjt (Sittard) hond [SGV (1914)], [ZND 21 (1936)] III-2-1
hond, maat van 1400 m2 of 100 roeden vrecht: vrech (Sittard), vreg (Sittard), zille: (zille). Vb. veier zillen is ei boender (vier zillen is een bunder).  zil (Sittard), 1 zil onze landsmaat is: 100 kleine roeden à 20,55 m2 4 zillen is ein boender  zil (Sittard) de maat die een oppervlakte aangeeft van 1400 vierkante meter, dat is 100 roeden [hond] [N 91 (1982)] || landmaat van 100 kleine roeden || vlakke maat (100 kl. roeden) III-4-4
hondenhok hondskooi: Hae haet de hónjskooj opp@ kop: hij heeft een hoge hoed op  hónjskooj (Sittard) hondehok III-2-1
honderd frank honderd frank: honderd frang (Sittard), hònderd frang (Sittard) 100 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
honger hebben de maag jeukt: de maag jeuk (Sittard), honger hebben: honger höbbe (Sittard), hònger höbbe (Sittard), smalle hebben: sjmaale lieë: honger lijden Sjmaale höbbe: trek hebben  sjmaale höbbe (Sittard) honger hebben || honger hebben [schrok hebbe] [N 10 (1961)] III-2-3
hongerig hongerig: hongerig (Sittard), hungerich (Sittard), hongertig: hòngertig (Sittard), jeuk van de honger: jeuk van d’n hònger (Sittard), uitgehongerd: oetgehungerd (Sittard) hongerig || hongerig [greeg] [N 10 (1961)] III-2-3
honing bijenhoning: biǝnhōneŋ (Sittard), honing: hōneŋ (Sittard) Produkt door de bijen uit bloemvocht of nectar bereid en afgezet in de cellen van de raten. Honing is een zoete stof die door mensen als voedingsmiddel wordt gebruikt. [N 63, 43b; N 63, 111; L 1a-m; L 35, 105; S 14; S 38, JG 1a+1b; JG 2b-5; Ge 37, 128; A 9, 8; monogr.] II-6