e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
met de benen zwaaien en bewegen tijdens het werpen (zich) wentelen: wenšǝlǝ (Sittard) [N 8, 53] I-9
met de collecteschaal rondgaan schaal ophalen: sjoal ophoale (Sittard) Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] III-3-3
met de poten dicht bijeen staan (te) eng staan: ęŋ štǭn (Sittard) [N 8, 78a en 78b] I-9
met de schop poten, kuiltjes maken poten: [poten] (Sittard) Het poten met de hand, in tegenstelling tot het poten met de ploeg, bestaat eigenlijk uit drie handelingen: (a) het graven van een kuiltje met de schop ofwel het steken van een gat in de grond met de kruk; (b) het gooien van een pootaardappel in dat kuiltje; en (c) het weer dichtmaken van het gat. In de vragenlijst zijn de handelingen (a) en (b) apart afgevraagd; maar soms hebben de zegslieden toch met één algemene term geantwoord. Deze algemene termen voor poten staan achter in het lemma bijeen; voor de fonetische documentatie daarvan zij verwezen naar het lemma Poten. [N 12, 14 en 15; monogr.] I-5
met de vlakke hand op iemands rug slaan doffen: doffe (Sittard) Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)] III-3-2
met de voorpoten harkend over de grond krabben dabben: dabǝ (Sittard) Met de hoeven in de aarde krabben of wroeten. [JG 1a; N 8, 74] I-9
met de zweep slaan of geluid geven smikken: šmekǝ (Sittard), zwepen: šwēǝpǝ (Sittard) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een drijftol spelen kokkerallen: kókkeralle (Sittard, ... ), /  koekeralle (Sittard), kókkeralle (Sittard), vgl. pag. 189: Tollen.  kókkeralle (Sittard) [Tollen]. || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] || tollen [SND (2006)] || Tollen. III-3-2
met grote stappen lopen een wijde greid in de boks hebben: dae haet eine wieje grei in de bōks (Sittard) stappen, grote ~ maken [stuppen] [N 10 (1961)] III-1-2
met kleine hapjes eten busselen: bussele (Sittard), mampfen: mampfe (Sittard), moffelen: moəffələ (Sittard), mâofələ (Sittard), peuzelen: peuzele (Sittard) Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)] III-2-3