22700 |
besteken: gelukwensen |
feliciteren:
filleseteiere (Q020p Sittard)
|
Feliciteren.
III-3-2
|
23507 |
bestelde mis |
bestelde mis:
besjtelde mēs (Q020p Sittard)
|
Een bestelde H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21861 |
bestellen |
bestellen:
besjtelle (Q020p Sittard)
|
opdracht geven om waren af te leveren of te bewaren [bestellen, commanderen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18922 |
bestemmen |
bestemmen:
bestjumme (Q020p Sittard)
|
iets of iemand aanwijzen voor een bepaald doel [betijen, bestemmen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25105 |
bestendig weer |
open lucht:
áopə lóg (Q020p Sittard),
vast (weer):
vas waer (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
vas wear (Q020p Sittard),
⁄t waer is vas (Q020p Sittard)
|
bestendig weer [vaste lucht] [N 22 (1963)] || lucht die vast, bestendig weer betekent [hooilucht, vaste lucht] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
bes:
ideosyncr.
bessen (Q020p Sittard),
bramel:
ideosyncr.
broamel (Q020p Sittard),
wiemer:
wiemer (Q020p Sittard),
wiemere (Q020p Sittard)
|
bes [SGV (1914)] || bessen [SGV (1914)] || Een vlezige sapige vrucht die aan een struik groeit (bes, bizzem, bezie, beer, bees, bezing, baaie). [N 82 (1981)]
I-7
|
21471 |
betalen |
<uitdr.> vis op de dis!:
vösj op d’r dösj (Q020p Sittard),
een einde eraan maken:
’n ènj draan make (Q020p Sittard),
loskrijgen:
ich kan niks van ’m loskriege (Q020p Sittard),
over de brug komen:
euver de bröek komme (Q020p Sittard),
euver de brök komme (Q020p Sittard),
euver de brök kòmme (Q020p Sittard)
|
Betalen, over de brug komen [afschieten?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21875 |
betaling |
<uitdr.> boter bij vis!:
booter biej de vösj (Q020p Sittard)
|
de betaling voor bijv. geleverde goederen [paai] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18845 |
beteuterd |
bedonderd:
bedónderd (Q020p Sittard),
beteuterd:
beteuterd kieke (Q020p Sittard),
uit het veld:
oet ⁄t veldj gesjlage (Q020p Sittard)
|
beteuterd [SGV (1914)] || op zijn neus kijkend, erg teleurgesteld zijnd [sip, arig, dreuig, vernepen, suf, onnozel, bedonderd] [N 85 (1981)] || van zijn stuk gebracht, van streek [bedonderd, beteuterd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
27448 |
beton |
beton:
bǝton (Q020p Sittard),
bǝtǫn (Q020p Sittard)
|
Een mengsel van cementspecie met een grove toeslag, bijv. grind, steenslag of bims, dat in bepaalde verhouding onder toevoeging van water wordt gemengd en tot een steenachtige massa verhardt. Een betonmengsel van één deel cement, twee delen zand en drie delen kiezel werd in L 321 een 'missing' ('meseŋ'), van 'missen' ø̄mengenø̄, genoemd. [N 30, 47a; N 30, 50; monogr.]
II-9
|