30046 |
beton storten |
beton storten:
[beton] štǫrtǝ (Q020p Sittard),
in de bekisting storten:
en dǝ bekesteŋ štǫrtǝ (Q020p Sittard)
|
De aangemaakte vloeibare beton in de bekisting gieten. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(beton)' het lemma 'Beton'. [N 30, 51c]
II-9
|
30045 |
betonijzer |
betonijzer:
[beton]īzǝr (Q020p Sittard),
ijzer:
īzǝr (Q020p Sittard)
|
Metalen staven die in het beton worden aangebracht. Beton dat op deze wijze is versterkt, kan beter de erop uitgeoefende buig- en trekspanningen opnemen. De afzonderlijke staven van betonijzer noemde men in Q 83 'ijzers' ('ęjzǝrs'). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 51b]
II-9
|
30047 |
betonmolen |
betonmolen:
[beton]mø̄lǝ (Q020p Sittard),
[beton]mø̜̄lǝ (Q020p Sittard)
|
Toestel dat wordt gebruikt bij het aanmaken van met name grote hoeveelheden betonspecie. De betonmolen bestaat uit een peer- of cilindervormige mengtrommel met een nuttige inhoud van 50 tot 1000 liter die door een een elektromotor of een verbrandingsmotor wordt aangedreven. In de mengtrommel zijn schoepen aangebracht die tijdens het ronddraaien van de trommel de betonspecie mengen. Boven de molen is een waterreservoir geplaatst waaruit de vereiste hoeveelheid water automatisch aan het mengsel wordt toegevoegd. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '(beton)-' het lemma 'Beton'. [N 30, 50; monogr.]
II-9
|
30040 |
betonzand |
kies:
kīs (Q020p Sittard),
maaskiezel:
māskesǝl (Q020p Sittard),
stol:
štǫl (Q020p Sittard)
|
Grove, kiezelachtige zandsoort die wordt gebruikt bij de bereiding van beton. 'Maaszand' was volgens de invuller uit L 316 een grove zandsoort. Zie ook het lemma 'Metselzand'. [N 30, 48]
II-9
|
21516 |
betrappen |
betrappen:
betrappen (Q020p Sittard)
|
een dief bij het stelen verrassen [betrappen, attraperen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
25106 |
betrekken (lucht) |
betrekken:
de lôg betrêk (Q020p Sittard),
⁄t bətrék (Q020p Sittard),
⁄t waer betrèk (Q020p Sittard),
duister worden:
⁄t wurd duuster (Q020p Sittard),
er komt get op:
daò kump get op (Q020p Sittard),
regen geven:
⁄t geef raenge (Q020p Sittard),
zich potdicht zetten:
de loch zèt zich pottoe (Q020p Sittard)
|
dicht gaan zitten zodat er regen dreigt, gezegd van de lucht [de lucht overtrekt, groeit, belommert] [N 22 (1963)] || eerst helder zijn, maar daarna dreigen te gaan regenen, gezegd van het weer [zich berouwen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23042 |
beugelbaan |
beugelbaan:
beugelbaan (Q020p Sittard)
|
Beugelbaan.
III-3-2
|
23043 |
beugelbaan add. |
geul:
gäöl (Q020p Sittard)
|
Gleuf aan het begin van de beugelbaan, vanwaar men de bal begint te spelen.
III-3-2
|
23044 |
beugelbal |
beugelsbol:
beugelsbol (Q020p Sittard)
|
Beugelbal, 16 tot 18 cm dikke, houten bal.
III-3-2
|
22421 |
beugelen |
beugelen:
beugele (Q020p Sittard),
beugelen (Q020p Sittard)
|
Beugelen. || Het balspel waarbij een bal door een ijzeren ring, beugel geslagen moet worden [beugelen, klossen, kolven]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|