e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schelm pias: pias (Sittard), schelm: sjelm (Sittard) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm III-1-4
schelpkalk kalk: kalǝk (Sittard) Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a] II-9
schelvis schelvis: sjelvösj (Sittard, ... ) schelvis III-2-3
schemeren schemeren: schjemeren (Sittard), zit gèr te schjemeren (Sittard), ⁄t begint te sjeemere (Sittard), ⁄t sjemert (Sittard), rond de kachel zitten  schemeren (Sittard), schemeren: Bijzonder op de dorpen "sjemerde"men aan dn aovend veul. Dan zaten in de "sjheim", de mannen voor de poort en bespraken dan de dorpspolitiek; of de vrouwen zaten op de "luif"(binnenplaats van het boerenerf) en kletsten over de bijzonderheden van het dagelijks gebeuren, in hun dorp viel de duisternis in, trok men naar binnen  sjemere (Sittard), t begint donker te worden  schemeren (Sittard) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] || schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
schemeren van de ogen schemeren: t sjemerde veur mien ouge (Sittard), sterren zien: sjtarre zeen (Sittard), sterretjes zien: sjterkes veur de auge (Sittard) schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)] III-1-1
schemering, valavond tussen licht en donker: tussche leich en dŭnker (Sittard) schemering [SGV (1914)] III-4-4
schenkel koot: koot (Sittard), schenk: sjink (Sittard), sjèank (Sittard), schenkel: sjènkel (Sittard), sjénkel (Sittard) schenkel [SGV (1914)] || schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)] III-2-3
schenkel, formeel boogspant: bǭxšpant (Sittard) Doorgaans uit hout vervaardigde, tijdelijke ondersteuning voor een boog. De 'schenkel' bestaat uit twee van rondgezaagd hout vervaardigde schenkelstukken, die met spijkers op elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 32. Twee schenkels onderling verbonden met dunne latten van ongeveer 1 cm dikte noemt men een 'formeel'. Om gewelfkappen tussen ribben te vervaardigen, gebruikt men kleine, beweegbare formelen. Zie ook het lemma 'Troggewelf'. In L 210 werd een formeel toegepast bij bogen dikker dan 22 cm of bogen van 22 cm in kop-strekverband. [N 32, 18; N 54, 145a; monogr.] II-9
schenkkan bierkaraf: beirkraf (Sittard), bierkarafje: beierkrefke (Sittard), bobbelkarafje: bobbelkrefke (Sittard), karaf: karaf (Sittard), kraf (Sittard, ... ), kraf water (Sittard), waterkarafje: waterkrefke (Sittard, ... ), wijnkaraf: wienkraf (Sittard) karaf || karaf in het algemeen [N 20 (zj)] || karaf; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden (bierkrachtje, jeneverkrachje); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schep molterschup: mǫwljtǝršø̜p (Sittard) De schep waarmee het scheploon genomen werd. De schepper die men in l 415 gebruikte, was een maat die geijkt moest worden. In Q 99* was geen schep aanwezig; de molenaar nam 5 kg per 100. [N O, 38j; Jan 268 add.; Coe 253 add.; Grof 292; monogr.] II-3