e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Slenaken

Overzicht

Gevonden: 320
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schilderij schilderij: Karte 38.  schilderij (Slenaken) Gemälde. III-3-2
schip schip: šip (Slenaken) schip [RND] III-3-1
schipper schipper: šipər (Slenaken) schipper [RND] III-3-1
school school: šuəl (Slenaken) school [RND] III-3-1
schoolkinderen schoolkinderen: ṣulkiŋər (Slenaken) schoolkinderen [RND] III-3-1
schutter schutter: sjətər (Slenaken) schutter [RND] III-3-2
schuur schuur: šø̄r (Slenaken) Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c] I-6
sik bokkenbaard: bòkkebaat (Slenaken) sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] III-1-1
slaan houwen: bōnd ɛn blao Xəhaouwə (Slenaken) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
sneeuwen sneeuwen: sniee (Slenaken) sneeuwen [DC 03 (1934)] III-4-4