19765 |
schilderij |
schilderij:
Karte 38.
schilderij (Q206p Slenaken)
|
Gemälde.
III-3-2
|
21244 |
schip |
schip:
šip (Q206p Slenaken)
|
schip [RND]
III-3-1
|
21248 |
schipper |
schipper:
šipər (Q206p Slenaken)
|
schipper [RND]
III-3-1
|
21277 |
school |
school:
šuəl (Q206p Slenaken)
|
school [RND]
III-3-1
|
21286 |
schoolkinderen |
schoolkinderen:
ṣulkiŋər (Q206p Slenaken)
|
schoolkinderen [RND]
III-3-1
|
22824 |
schutter |
schutter:
sjətər (Q206p Slenaken)
|
schutter [RND]
III-3-2
|
19935 |
schuur |
schuur:
šø̄r (Q206p Slenaken)
|
Het apart staande of aan de stallen vastgebouwde bedrijfsgebouw, waarin de oogst geborgen wordt, ook dienend om in te dorsen en, vooral bij kleinere boerderijen, ook om landbouwwerktuigen te bergen. De voornaamste gelijkvloerse delen van de schuur zijn de dorsvloer en de tasruimte(n) naast de dorsvloer. Boven de dorsvloer bevindt zich veelal een balkenzolder. Zie afbeelding 12. [N 5A, 66a; JG 1a en 1b; A 11, 4; L 12, 1; S 32 en 50; Wi 15; Gi 2.I, 20; monogr.; add. uit N 5A, 71a en 71c]
I-6
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bòkkebaat (Q206p Slenaken)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17870 |
slaan |
houwen:
bōnd ɛn blao Xəhaouwə (Q206p Slenaken)
|
bont en blauw geslagen [RND]
III-1-2
|
25137 |
sneeuwen |
sneeuwen:
sniee (Q206p Slenaken)
|
sneeuwen [DC 03 (1934)]
III-4-4
|