19803 |
afdak |
afdak:
áfdák (L212a Smakt)
|
afdak
III-2-1
|
20473 |
afkomst |
afkomst:
áfkòmst (L212a Smakt)
|
afkomst, afstamming
III-2-2
|
30715 |
afkrabben |
afkrebberen:
afkrɛbǝrǝ (L212a Smakt),
krebberen:
krɛbǝrǝ (L212a Smakt)
|
Oude verf met behulp van een krabber verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Verfkrabber'. [N 67, 68c; monogr.]
II-9
|
25337 |
afpassen met de voet, aftreden |
afpassen:
(dit is een variant van áftraeje).
áfpâsse (L212a Smakt),
aftreden:
áftraeje (L212a Smakt)
|
afpassen met de voet, afmeten
III-4-4
|
19872 |
afrikaantje |
stinkertje:
Tagetes
stinkerke (L212a Smakt),
tagetes
stinkerke (L212a Smakt)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle
III-2-1
|
31864 |
afschuinen |
afschuinen:
áfsxynǝ (L212a Smakt)
|
De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld een plank, schuin afschaven. [N 53, 125a; monogr.]
II-12
|
19495 |
afstoffen |
afdoen:
Wilde die toffel áfdo‰n: wil je de tafel schoonmaken
áfdoēn (L212a Smakt)
|
ontdoen van stof of ongerechtigheden
III-2-1
|
30139 |
aftanden |
intanden:
intãndǝ (L212a Smakt)
|
Tijdelijk gestaakt metselwerk met behulp van een staande of liggende tand beëindigen. [N 31, 28a; monogr.]
II-9
|
19701 |
afwas |
opwas:
Lót d\'n òpwâs már staon, went zeuj de waereld vergaon, hedde alles nog vur niks gedaon
òpwâs (L212a Smakt)
|
vaatwas
III-2-1
|