e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
want pijhaas: pijhaas (Spalbeek) want, handschoen waarvan de vier vingers samen zitten [ZND 35 (1941)] III-1-3
wasknijper lijnwaadspeld: leͅi̯vətspɛlə (Spalbeek) klemmende houtjes om de wasch op de drooglijn vast te maken [ZND 36 (1941)] III-2-1
wasmand wasmand: wasmān (Spalbeek) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
waterblaas waterblaas: wętǝrbluǝs (Spalbeek) De eerste met vocht gevulde blaas die de weg baant voor het kalf. [N 3A, 52a] I-11
waterdorpel dorpel: dęrǝpǝl (Spalbeek) Horizontale laag bakstenen of natuursteen aan de onderkant van een raamkozijn. De waterdorpel wordt vooral toegepast bij zeer dikke muren. Wordt de dorpel uit bakstenen samengesteld, dan worden deze gemetseld in de vorm van een afwaterend gestelde rollaag. Zie ook afb. 57e. In Q 194 werd voor een waterdorpel gebruik gemaakt van 'ijzerklinkers' ('īzǝrklēŋkǝrs'), in K 353 van arduin. [N 55, 44c; N 32, 12c; L 31, 12a; monogr.; S 39, add.; A 46, 10c, add.] II-9
waterketel, moor ketel: keͅtəl (Spalbeek), moor: onder de y een punt  myu̯ər (Spalbeek), waterketel: weͅtərkeͅtəl (Spalbeek) de gewone ketel om water te koken (fr. bouilloire) [ZND 36 (1941)] || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterlossing zouw: zōw (Spalbeek) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
waterput put: peͅt (Spalbeek) [ZND 32 (1939)] I-7
wbd: in trek dikke markt: ps. omgespeld volgens Frings.  dekə meͅrk (Spalbeek) Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: katten laten stoven: ps. omgespeld volgens Frings.  luu̯ətə st"və (Spalbeek) katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)] III-3-1