19685 |
elektriciteit |
elektriek:
électrik (P054p Spalbeek)
|
electriciteit [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
21257 |
elektrische tram |
elektrieken tram:
electrikke tram (P054p Spalbeek)
|
Een electrische tram. [ZND 34 (1940)]
III-3-1
|
18829 |
ellende (lijden) |
ellende:
Hijə zit enne ellende (P054p Spalbeek),
ich ben zik van ellende (P054p Spalbeek)
|
Hij zit in de ellende. [ZND 35 (1941)] || Ik ben ziek van ellende. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
23263 |
engel |
engel:
innen engel twie engele (P054p Spalbeek)
|
Een engel, twee engelen. [ZND 34 (1940)]
III-3-3
|
33605 |
enten |
greffelen:
greffele (P054p Spalbeek)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|
17985 |
epidemie |
ziekte die aanhalig is:
de zikde és aoənhaoəlig (P054p Spalbeek)
|
die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33610 |
erf |
mesthof:
meͅsthōf (P054p Spalbeek)
|
I-7
|
33641 |
erf en omliggende landerijen |
winning:
węniŋ (P054p Spalbeek)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛt (P054p Spalbeek)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (P054p Spalbeek)
|
es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|