e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gebrekkig persoon gebrekkelijke, een -: inne gebrekkelijke (Spalbeek), malingre (fr.), een -: ne malenner (Spalbeek) een gebrekkig mens [ZND 23 (1937)] III-1-2
gebruik gewente: geweinte (Spalbeek), gewiente (Spalbeek), gewinte (Spalbeek), gewoonte: gewoente (Spalbeek) Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)] || Dat is zo het gebruik (de woonte, enz.). [ZND 23 (1937)] III-3-2
gedienstig gedienstig: heje es gedinstig (Spalbeek) Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
geduld patience (fr.): het toch wa patiense (Spalbeek) Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)] III-1-4
gedwee braaf: ook materiaal znd 23, 69; znd 35, 49  braaf (Spalbeek), goed: NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??  ie goe kijnd (Spalbeek), ook materiaal 23, 69; znd 35, 49  goe (Spalbeek) Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)] III-1-4
geelzucht geel, het -: giel (Spalbeek) de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)] III-1-2
geer geer: gīr (Spalbeek) Een naar boven spits uitlopende lap of strook waarmee men een kledingstuk van onderen verwijdt. [N 62, 11a; L 1a-m; L 23, 71; Gi 1.IV, 17; S 10; monogr.] II-7
geeuwen gapen: gapen (Spalbeek) geeuwen (als men slaperig is) [ZND 34 (1940)] III-1-2
gegraven waterloop gracht: graxt (Spalbeek), grāxt (Spalbeek), heul: høwǝl (Spalbeek), hø̄l (Spalbeek) In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenqu√™tes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.] I-8
gehakt gekapt vlees: gekapt vlies (Spalbeek) gehakt vlees [ZND 35 (1941)] III-2-3