e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
monnik monnik: de monnik (Spalbeek) Een monnik. [ZND 31 (1939)] III-3-3
mosterd mosterd: mosterd (Spalbeek) mosterd [ZND 31 (1939)] III-2-3
mot motpepel: ook in ZND 31, 038  motpiepel (Spalbeek) mot [ZND 01 (1922)] III-4-2
motregen, fijne regen motregen: moͅtrē’əgəl (Spalbeek) motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] III-4-4
motregenen, licht regenen fiemelen: ət bəgeͅ’nt tə fimələ (Spalbeek), niffelen: nefələ (Spalbeek) beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] III-4-4
mouw mouw: mauw, mouwtje (Spalbeek), twie mauwe (Spalbeek) een mouw, een mouwtje [ZND 31 (1939)] || mouw (meervoud) [ZND 31 (1939)] III-1-3
muilband snuitband: snø̜jǝt˱bá.nt (Spalbeek) Brede, ijzeren band om het uiteinde van de naaf die voorkomt dat er aarde en modder op het aseinde terechtkomt. De muilband heeft soms een rechthoekig uitgekapte opening die afgedekt wordt met een klepje. Door de opening kan men de luns uit de as trekken zodat het wiel van de as kan worden verwijderd, bijvoorbeeld wanneer de as gesmeerd moet worden. Zie ook afb. 214. [N G, 43c; N 17, 60a; JG 1a; JG 1b; Vld.; div.] II-11
muilkorf voor kalveren muilkorf: mø̜wǝlkɛrf (Spalbeek) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muizen op muizen gaan jagen: op my(3)̄s gon jagen (Spalbeek) de katten muizen [ZND 31 (1939)] III-2-1
mulle grond zandgrond: zantgrǭnt (Spalbeek) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8