21122 |
noten afslaan |
noten kloppen:
noten kloppe (P054p Spalbeek)
|
noten afslaan [ZND 36 (1941)]
III-2-3
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
onze-lieve-vrouw-halfoogst:
ozze lieve vreuw half oest (P054p Spalbeek)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
beetje:
ə bitje (P054p Spalbeek),
even:
ewa (P054p Spalbeek)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
33745 |
omheinen |
afsluiten:
afsluiten (P054p Spalbeek)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
33651 |
omwalde akker |
haagland:
hāglant (P054p Spalbeek)
|
Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.]
I-8
|
34211 |
omweiden |
herjagen:
hǝrjāgǝ (P054p Spalbeek)
|
Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.]
I-11
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
smous:
ps. omgespeld volgens Frings.
smø͂ͅu̯əs (P054p Spalbeek)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
onərgyt (P054p Spalbeek)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
32640 |
ondergronder, woeler |
breekploeg:
brēk[ploeg] (P054p Spalbeek)
|
De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14]
I-1
|
18257 |
onderhemd |
hemd:
himə (P054p Spalbeek)
|
onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)]
III-1-3
|