e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spalbeek

Overzicht

Gevonden: 1456
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
noten afslaan noten kloppen: noten kloppe (Spalbeek) noten afslaan [ZND 36 (1941)] III-2-3
o.l.v.-hemelvaart onze-lieve-vrouw-halfoogst: ozze lieve vreuw half oest (Spalbeek) Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)] III-3-2
ogenblikje, korte tijd, eventjes beetje: ə bitje (Spalbeek), even: ewa (Spalbeek) even [ZND 34 (1940)] III-4-4
omheinen afsluiten: afsluiten (Spalbeek) Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.] I-8
omwalde akker haagland: hāglant (Spalbeek) Een akker welke omsloten is door een akkerwal, een brede gracht of door bossen. [N 11, 2e; N 11, 2f; N 27, 3b; A 10, 4; monogr.] I-8
omweiden herjagen: hǝrjāgǝ (Spalbeek) Het geregeld verplaatsen van vee. [N 3A, 11; monogr.] I-11
onbetrouwbare koopman smous: ps. omgespeld volgens Frings.  smø͂ͅu̯əs (Spalbeek) Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)] III-3-1
ondergoed ondergoed: onərgyt (Spalbeek) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergronder, woeler breekploeg: brēk[ploeg] (Spalbeek) De ondergronder of woeler was een aparte ploeg zonder kouter en riester, maar met een lansvormige schaar of twee in tegenovergestelde richting geplaatste messen vóór op het ploeghoofd. Vaak werd de oude aanaardploeg tot ondergronder omgebouwd. Met deze ploeg, die vóór de gewone ploeg uitging of erop volgde, werd de ondergrond, de bodem van de voor opengebroken. Men kon ook met de gewone ploeg de ondergrond losrakelen, door op de plaats van de voorschaar of het kouter, dan wel aan of onder de ploeghiel een woelschaar, een woelhaak of woelmes aan te brengen. Aldus werd tegelijkertijd de bovengrond geploegd en de ploegzool opengebroken. [N 11, 33j; N 11A, 76a + 76b + 77; N 27, 14] I-1
onderhemd hemd: himə (Spalbeek) onderhemd, onderkledingstuk dat op het blote lijf gedragen wordt [im, emmek, hem, himp, kemsel, liejms, sjmies, vlok] [N 25 (1964)] III-1-3