24339 |
krekel |
krekel:
krekel (Q031p Spaubeek)
|
krekel [DC 07 (1939)]
III-4-2
|
22351 |
krijgertje spelen |
tikkertje spelen:
/
tikkerke (Q031p Spaubeek)
|
tikkertje [SND (2006)]
III-3-2
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
kudde:
køt (Q031p Spaubeek)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kulke (Q031p Spaubeek)
|
Een dergelijk deukje in de kin? [DC 21 (1952)]
III-1-1
|
24880 |
kweek |
kweek:
kwēk (Q031p Spaubeek),
-
kweek (Q031p Spaubeek)
|
Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)]
I-5, III-4-3
|
18301 |
laars tot of boven de knie |
gamasche:
kamassje (Q031p Spaubeek)
|
Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lammetje:
lɛmkǝ (Q031p Spaubeek)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
33640 |
landerijen |
land:
lant (Q031p Spaubeek),
landerijen:
lɛnjǝrii̯ǝ (Q031p Spaubeek)
|
Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.]
I-8
|
25079 |
langzaam, traag |
langzaam:
langsaam (Q031p Spaubeek)
|
langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)]
III-4-4
|
20479 |
leeftijd, ouderdom |
leeftijd:
gier lopt noch goot veur ure
leftied (Q031p Spaubeek)
|
U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)]
III-2-2
|