e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spaubeek

Overzicht

Gevonden: 423
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krekel krekel: krekel (Spaubeek) krekel [DC 07 (1939)] III-4-2
krijgertje spelen tikkertje spelen: /  tikkerke (Spaubeek) tikkertje [SND (2006)] III-3-2
kudde volwassen varkens kudde: køt (Spaubeek) In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.] I-12
kuiltje (in de kin / wangen) kuiltje: kulke (Spaubeek) Een dergelijk deukje in de kin? [DC 21 (1952)] III-1-1
kweek kweek: kwēk (Spaubeek), -  kweek (Spaubeek) Elymus repens (L.) Gould Zeer algemeen voorkomend hardnekkig onkruid op gras- en bouwland en op akkerranden, dat er grasachtig uitziet met een rechtopstaande aar en donker- tot grijsgroen blad. Het bloeit van juni tot augustus. De lengte varieert van 30 tot 120 cm. Het is een lastig kruipend onkruid met veel onderaardse wortelstokken, die wel als veevoeder gebruikt worden. De boer verwijdert het met de eg uit de akker. Deze plant is ook wel bekend onder de oude naam kweekgras of tarwegras (Triticum repens L.). Zie in verband met de vele puin-opgaven de speciale bibliografie onder Goossens 1985; 1987 en 1988, 109-126. [N 11, 71; JG 1a, 1b, 2c; A 27, 24b; A 28, 10; A 29, 6 en 9; A 33, 17; L 34, 52; L 48, 18; Lu 2, 18; Lu 4, 9; S 20; monogr.; add. uit N 11, 70, 72, 80a en 88] || kweek (Agropyrum repens) [DC 26 (1954)] I-5, III-4-3
laars tot of boven de knie gamasche: kamassje (Spaubeek) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] III-1-3
lam lammetje: lɛmkǝ (Spaubeek) Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12
landerijen land: lant (Spaubeek), landerijen: lɛnjǝrii̯ǝ (Spaubeek) Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8
langzaam, traag langzaam: langsaam (Spaubeek) langzaam (lui, traag, stil, telijig) [DC 39 (1965)] III-4-4
leeftijd, ouderdom leeftijd: gier lopt noch goot veur ure  leftied (Spaubeek) U loopt nog flink voor iemand van uw leeftijd. [DC 39 (1965)] III-2-2