e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
raapstelen stelen: sjtieël (Spekholzerheide) raapstelen I-7
raar, vreemd aardig: aadig (Spekholzerheide), a’dieg (Spekholzerheide), komisch: ko’miesj (Spekholzerheide), vreemd: fraime (Spekholzerheide) eigenaardig, raar || komiek, raar || raar [DC 02 (1932)] || vreemd: Hoe luidt in uw dialect het woord - [DC 19 (1951)] III-1-4
rabarber rabarber: rabar’ber (Spekholzerheide) rabarber I-7
raden raden: roane (Spekholzerheide), roa’ne (Spekholzerheide) raden [N 07 (1961)] III-1-4, III-3-2
rakelijzer haardstek: hē̜ǝtštɛk (Spekholzerheide), stochelijzer: štøxǝlīzǝr (Spekholzerheide) IJzeren staaf met een recht of gebogen uiteinde, waarmee de smid de omvang van het vuur regelt en sintels uit het vuur verwijdert. Zie ook afb. 11 en het lemma "rakelijzer" in Wld II.8, pag. 21. Het betreft daar een vergelijkbaar voorwerp dat door de pottenbakker wordt gebruikt. Zie voor het woordtype stochelijzer (Q 121, 121b) ook RhWb (VIII), kol. 720, s.v. ɛstochelnɛ, ɛstöchelnɛ, "das Feuer, den Ofen (...) schüren mit dem Schürhaken".' [N 33, 31; N 33, 32] II-11
rammelaar rammelaar: ook haas  rem’meter (Spekholzerheide) konijn, mannetje III-2-1
rammenas rammenas: rammenas’ (Spekholzerheide) rammenas I-7
rank rank: rank (Spekholzerheide) rank III-4-3
ranzig gaal: joal (Spekholzerheide), gool: joal (Spekholzerheide), ranzetig: ran’zetieg (Spekholzerheide), ranzig: De bótter is ranzieg  ranzieg (Spekholzerheide) garstig || ranzig III-2-3
rasp rasp: rasp (Spekholzerheide), raspel: raspǝl (Spekholzerheide), rijf: rīf (Spekholzerheide) In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met tandjes en putjes voor het bewerken van harde materialen, inz. metalen. Zie ook afb. 108. De grote rasp (Q 83) was van twee handvatten voorzien. Het blad van meer dan een meter lang was aan één kant grof en aan de andere kant fijn. Dit werktuig werd op heet ijzer gebruikt, bijvoorbeeld om koetsassen af te werken op de plaats waar zij geweld waren. [N 33, 85; monogr.] || rasp || rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)] II-11, III-2-1