e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Spekholzerheide

Overzicht

Gevonden: 2437
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bloemheester bloemenstruik: blom’mesjtroech (Spekholzerheide) bloemheester III-2-1
bloemkool bloemenkool: blommekoeël (Spekholzerheide), blom’mekoeël (Spekholzerheide), bloemkool: blomkoeuel (Spekholzerheide) bloemkool || bloemkool als gerecht [N Q (1966)] || bloemkool, als plant of gewas [N Q (1966)] I-7, III-2-3
bloemperk bed: bɛt (Spekholzerheide) bloembed III-2-1
bloesem appelbloei: ap’pelblui (Spekholzerheide) appelbloesem I-7
blok voor aambeeld of klein gereedschap blok: blǫk (Spekholzerheide) Het houten blok waarop aambeeld, speerhaken, staken etc. geplaatst worden. Het bestaat doorgaans uit het onderste, dikke gedeelte van de stam van een taaie boomsoort. Zie ook afb. 16. Bij de koperslager uit L 210 vormde het blok de basis voor de ezel, een aambeeldachtig hulpgereedschap dat bestond uit een soort stang waaraan aan één uiteinde een bolle of platte verhoging was aangebracht. In de bovenzijde van het blok waren gaten met verschillende diameters aangebracht die werden gebruikt wanneer in een metalen plaat een bol vlak moest worden geklopt. Vgl. ook de toelichtingen bij de lemmata "ezel" en "matrijs, holblok". Zie voor het woordtype knoer ook RhWb (IV) kol. 1069, s.v. ɛKnurzɛ: "knorriges Stück Holz, Baum-, Aststumpf, Wurzel, schwer spaltbar". De tussen haakjes geplaatste vormen zijn fonetisch gedocumenteerd in het lemma "aambeeld".' [N 33, 41; N 64, 32g; N 66, 13g; N 64, 32d; N 66, 13d; N 66, 5b; monogr.] II-11
bochtstuk krommel: krømǝl (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Maurits]) Bochtstuk van een buisleiding. [N 95, 562; monogr.; Vwo 145; Vwo 260; Vwo 308] II-5
boekweitpannenkoek boekweitskoek: Verklw. bócheskuchsje  bócheskóch’ (Spekholzerheide) boekweitkoek III-2-3
boenen bohnern (d.): bōnərə (Spekholzerheide) boenen III-2-1
boenwas bohnerwachs: bōnǝrwaks (Spekholzerheide), bohnerwachs (d.): bōnərwaks (Spekholzerheide) boenwas || Met terpentijn vermengde rode of witte was waarmee aan het hout van meubels een glanslaag wordt gegeven. [N 56, 61; monogr.] II-12, III-2-1
boer boer: būr (Spekholzerheide) Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6