27647 |
verbandmeester |
verbandmeester:
verbandmeester (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De verbandmeester verbond de wonden die de mijnwerkers hadden opgelopen. Hij deed dit werk onder leiding van de mijnarts. [N 95, 161; N 95, 951]
II-5
|
19377 |
verdieping |
stock (d.):
štoͅk (Q121b Spekholzerheide),
zool:
sōl (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Indien men met de schacht(en) tot een bepaalde diepte in het carboongesteente is doorgedrongen, wordt vanuit de schacht een aantal nagenoeg horizontale gangen gedreven. Door deze gangen worden de koollagen in het mijnveld ontsloten. Het uiteindelijke netwerk van deze gangen vormt de verdieping. Een invuller uit Q 121 maakt voor de Domaniale mijn een onderscheid tussen een verdieping bij een hoofdschacht en een verdieping bij een tussenschacht. De eerstgenoemde verdieping noemt hij een "zool" terwijl de verdieping van een tussenschacht volgens hem als een "gesetz" wordt betiteld. De zegsman uit L 286 merkt voor de mijn in Eisden op dat men daar de verdiepingen voorziet van een nummer, bijvoorbeeld "zeshonderd". [N 95, 381; N 95, 174; monogr.] || verdieping
II-5, III-2-1
|
30596 |
verf |
verf:
vɛrǝf (Q121b Spekholzerheide)
|
Vloeibare substantie, gewoonlijk bestaande uit een poedervormige, kleurgevende stof en een bindmiddel. Verf wordt met behulp van een kwast, een roller of een spuit opgebracht, waarna zij in een harde laag opdroogt. [Wi 54; S 39; L A1, 82; N 67, 18a; monogr.]
II-9
|
19625 |
verfkwast |
pinsel:
pinzǝl (Q121b Spekholzerheide)
|
Haarbundel die met behulp van touw, een ijzeren ring of een ijzeren of koperen bus aan een steel bevestigd is. De verfkwast wordt gebruikt voor het opbrengen en uitstrijken van verf. Het haar is meestal varkens- of runderhaar, voor speciale doeleinden ook dassehaar, marterhaar of eekhoornhaar. De invuller uit Q 111 noemt bovendien ook nog visotterhaar en runderoorhaar, dat gebruikt werd voor kwasten voor fijn werk. [N 67, 30a; N 67, 32; monogr.]
II-9
|
19251 |
vergeetachtig |
vergeetlijk:
verjès’lieg (Q121b Spekholzerheide)
|
vergeetachtig
III-1-4
|
19597 |
vergiet |
zeef:
zeef (Q121b Spekholzerheide),
zij:
zeͅi̯ (Q121b Spekholzerheide),
zijenzeef:
vergiet
zeije zeef (Q121b Spekholzerheide),
zijschotel:
zeͅi̯šotəl (Q121b Spekholzerheide, ...
Q121b Spekholzerheide)
|
vergiet || Vergiet. Hoe noemt men de van gaten voorziene schotel (gemaakt van aardewerk, email of blik), die wordt gebruikt om b.v. gewassen groente te laten uitdruipen? [DC 14 (1946)] || zeef || zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21412 |
verhaal |
verhaal:
verhaal (Q121b Spekholzerheide)
|
verhaal; aan wie heeft hij dat nieuwe - verteld [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
20533 |
verhitten |
opwarmen:
Dat èse woar ópjewermde kroam
óp’werme (Q121b Spekholzerheide)
|
opwarmen
III-2-3
|
19370 |
verhuizen |
omtog:
ømtsox (Q121b Spekholzerheide),
omtrek:
ømtrɛk (Q121b Spekholzerheide),
omtrekken:
ømtrɛkə (Q121b Spekholzerheide)
|
verhuizen || verhuizing; verhuizen
III-2-1
|
22507 |
verjaardag |
geburtstag (du.):
héə hàt jəboertsdāch (Q121b Spekholzerheide)
|
Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)]
III-3-2
|