29364 |
afbranden |
afbrennen:
āf˱brɛnǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Oude verf met behulp van een brandlamp verwijderen. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Brandlamp'. [N 67, 68b]
II-9
|
19803 |
afdak |
schop:
šoͅp (Q121b Spekholzerheide)
|
afdak
III-2-1
|
27312 |
afdalen |
afvaren:
āf˲vārǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Laura, Julia])
|
Zich per lift naar het ondergrondse gedeelte van de mijn begeven. [N 95, 82; monogr.; Vwo 33; Vwo 41]
II-5
|
27728 |
afdeling |
afdelung:
afdēluŋ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Maurits])
|
Het ondergronds gebied van een steenkolenmijn is ingedeeld in afdelingen. Aan het hoofd van zo''n afdeling staat een afdelingsingenieur. Deze afdelingsingenieur voert het bevel over verscheidene andere ingenieurs en geeft zijn bevelen aan het werkvolk langs zijn afdelingsopzichter om (Vanwonterghem pag. 43). [N 95, 908; Vwo 36; Vwo 285; monogr.]
II-5
|
26617 |
afkoelen |
afkoelen:
āfkø̄̄lǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
De temperatuur in (een kamer van) de ringoven langzaam verminderen door er buitenlucht in toe te laten. Het ɛafstoppenɛ werd in Q 83 gedaan door het ɛkotɛ, waarschijnlijk het kijkgat, dicht te gooien.' [N 98, 143; monogr.]
II-8
|
20528 |
afkoken |
afzwellen:
¯t Jemus aaf¯sjwelle
aaf’sjwelle (Q121b Spekholzerheide)
|
afkoken (groenten)
III-2-3
|
28197 |
aflichten |
afluchten:
āflyǝtǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
Met behulp van een veiligheidslamp mogelijk aanwezig mijngas opsporen. Bij een aanwezigheid van mijngas zal zich rond het klein gedraaide vlammetje van de lamp een lichtblauwe doorzichtige lichtkegel vormen. De lengte van de lichtkegel, dus eigenlijk de lengte van de gasvlam, geeft het gehalte mijngas aan. [N 95, 236; monogr.; N 95, 413; Vwo 47; Vwo 337; Vwo 338; Vwo 872]
II-5
|
29707 |
afpakker |
aftrekker:
āftrę ̞kǝr (Q121b Spekholzerheide)
|
Arbeider die de volle vormen of de gesneden stenen op de kar zet waarmee deze naar de droogplaats worden gereden. In Q 121b werd dit werk deropschuiven (d\ropēȳv\) genoemd. [monogr.]
II-8
|
29788 |
afplakken |
afplekken:
āfplę ̞kǝ (Q121b Spekholzerheide)
|
Het laatste blad van een volgezette kamer dichtplakken met een groot stuk papier in verband met de regeling van de luchtstroom. Volgens de invuller uit Q 83 werd het papier door de luchtstroming, de trek (d\n tręk), tegen de reten van de inzet getrokken. [N 98, 147; monogr.]
II-8
|
27866 |
afschieten, ontsteken |
aftrekken:
āftrɛkǝ (Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
[Domaniale])
|
De met springstof geladen schietgaten tot ontploffing brengen. [N 95, 412; monogr.; N 95, 442 add.]
II-5
|