id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17817 | lopen | lopen: loepen (Stal, ... ) | lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] III-1-2 |
22400 | loten | loten: lote (Stal) | Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22440 | masker | mombakkes: mombakkes (Stal, ... ) | Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22491 | matsen | bijeenspannen: bienspanne (Stal), bijeenspanne (Stal) | In het voordeel van een ander spelen, met een andere speler samenspelen [materen, opeenspelen, opspannen]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22496 | meetje steken | kappen: kappen (Stal) | Het spel waarbij men centen werpt in een bepaald vak [meetje steken, mitjezzen, flikken]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22452 | meiboom | meiboom: mèèboem (Stal, ... ) | De omstreeks 1 mei op het dorpsplein opgerichte boom die, met linten en kransen versierd, het middelpunt van allerlei volksvermaken vormde [meiboom]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
33294 | melganzevoet | mel: mɛl (Stal) | Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.] I-5 |
22341 | met de vlakke hand op iemands rug slaan | vegen: veejge (Stal) | Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22502 | met de vlakke hand op iemands rug slaan add. | patat (zn.): patat (Stal) | Met de vlakke hand op iemands rug slaan [batsen, doezen]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22508 | met kleppers rondlopen | ratelen: roatelen (Stal) | Rondlopen met kleppers en ratels in de week vóór Pasen. [N 88 (1982)] III-3-2 |