27545 |
handschoen, handbeschermer |
handbeschermer:
hanjtjbǝšɛrmǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
hands:
hē̜šǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Handschoen of handbeschermer. Er zijn werkzaamheden waarbij handbeschermingsmiddelen moeten worden gedragen zoals bij ijzertransport en andere waarbij het verboden is om deze middelen te dragen, zoals bij draaiende boren, werken aan bewegende delen van machines of aan- en afkoppelen van wagens (MBK V pag. 139). Lauraders moeten bij hun werk handschoenen dragen. [N 95, 882; N 95, 883]
II-5
|
31752 |
handvat van de handzaag |
handvat:
hant˲vat (Q015p Stein)
|
De houten handgreep van de handzaag. [N 53, 2a]
II-12
|
31701 |
handvatten van de trekzaag |
handvatten:
hant˲vatǝ (Q015p Stein)
|
De twee in het verlengde van het zaagblad van de trekzaag bevestigde handvatten. [N 18, 128a; N 50, 17b]
II-12
|
19566 |
handveger, stoffer |
borstel:
samen met DC 15, 7b
böstel (Q015p Stein),
handborstel:
hendjbeustel (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)]
III-2-1
|
25056 |
handvol |
handvol:
haffel (Q015p Stein),
hamvel (Q015p Stein)
|
de hoeveelheid die men in een hand kan nemen [haffel, handvol, grap, grop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
29809 |
handvormsteen |
handvormbrik:
hɛnt˲vǫrǝmbrek (Q015p Stein)
|
Volledig met de hand bewerkte en gevormde baksteen. Tegenwoordig verstaat men onder een handvormsteen ook een steen die op dezelfde wijze wordt gevormd als de handsteen vroeger, maar waarbij de bewerkingen volledig of gedeeltelijk machinaal gebeuren - Schuddinck, pag. 108. [N 30, 52b; N 98, 161; monogr.]
II-8
|
31751 |
handzaag, sint-jozefzaag |
fok(s)zwans:
fuks˲zwans (Q015p Stein)
|
Handzaag, waarvan het blad vanaf het handvat geleidelijk smaller uitloopt. De handzaag wordt voor alle voorkomende zaagwerkzaamheden gebruikt. Zie ook afb. 12. [N 53, 2; N G, 23a; monogr.; N 33, 330; L 8, 101, add.; div.]
II-12
|
30214 |
hanebalk |
hanebalk:
hānǝbalǝk (Q015p Stein)
|
De doorgaans dubbel uitgevoerde horizontale balk die de spantbenen met elkaar verbindt. Om het doorzakken van de hanebalk te voorkomen wordt aan de bovenzijde ervan de makelaar gemonteerd. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Makelaar' en afb. 49l. [N 54, 165a; N 54, 165b; monogr.; div.]
II-9
|
28520 |
hangen van de zwerm |
hangen:
hangen (Q015p Stein)
|
Het bevestigd zijn van de zwerm aan een tak, boomstam, struik of anderszins. [N 63, 34b; Ge 37, 104]
II-6
|
19373 |
hangslot |
hangslot:
hangslaot (Q015p Stein),
kluister:
kloe‧ster (Q015p Stein),
klōēster (Q015p Stein),
klōē‧ster (Q015p Stein),
kluister (Q015p Stein)
|
Een slot dat aan b.v. een koffer of aan een deur gehangen wordt, met een draaibare beugel (kluister, hangslot, korna ) (=Fr. cadenas) [N 79 (1979)] || hangslot [N 07 (1961)]
III-2-1
|