e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoorn van de koe hoorn: hōrǝn (Stein) [N 3A, 106a; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 27, 25; S 15; Wi 14; monogr.] I-11
hopen hopen: hopen (Stein), houpe (Stein) een gunstige verwachting hebben over iets wat men wenst [verhopen, hopen] [N 85 (1981)] III-1-4
horen horen: hörken (Stein) [N 84 (1981)] III-1-1
horizon horizon: horizon (Stein) horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horloge horloge: horloge (Stein), horlooge (Stein) uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet paardsvoet: pààsjvoot (Stein), pê:svoot (Stein) Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)] III-1-2
hotsen hobbelen: höbbelen (Stein), schokkelen: schokkelen (Stein), sjokkele (Stein), stuiken: stôkke (Stein) Hotsen: schokkend, stotend vooruitgaan (schokkelen, hotsen, hotselen, bodderen). [N 84 (1981)] || zachtjes schokken in of op een voertuig op een hobbelige weg (botteren, bottelen) [N 90 (1982)] III-1-2, III-3-1
houden van fijn zijn (met): fien zijn (Stein), houden van: hauwe van (Stein), hawwe van (Stein) liefde voelen voor iemand [fiel zijn met, veel houden van, veel afhouden] [N 85 (1981)] || warme genegenheid of gehechtheid aan een persoon of zaak [liefde, hart] [N 85 (1981)] III-3-1
houtdraadbout telefoonschroef: tēlǝfōnšrūf (Stein) Zware houtschroef met vierkante kop die met een steeksleutel wordt vastgedraaid. Zie voor de woordtypen tire-fond, telefoonbout en telefoonschroef ook het lemma ɛkraagschroefɛ in wld II.5, pag. 203.' [N 54, 27; monogr.] II-12
houtdraaibeitel draaibeitel: drējbęjtǝl (Stein) Beitel waarvan het beitelblad een rechte of schuine voorkant heeft en aan beide zijden een vouw, zodat hij in meerdere richtingen bewogen kan worden. De houtdraaibeitel wordt gebruikt voor het glad afwerken van voorgedraaide werkstukken en het steken van verschillende profielen. Zie ook afb. 182. [N 47, 11b; N 53, 40] II-12