e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jeneverbes sleekriek: -  sleekreek (Stein, ... ) jeneverbes (Juniperus communis L.), de struik [DC 30 (1958)] || jeneverbes (Juniperus communis L.), de vrucht [DC 30 (1958)] III-4-3
jeuk jeuk: hae haet jeuk (Stein), jeu:k (Stein), jeuk (Stein, ... ), jeu‧k (Stein), krets: de kréts (Stein), kriebel: kriebel (Stein) jeuk [N 07 (1961)] || jeuk [öksel, jukt, ukt] [N 10a (1961)] III-1-2
jeuken jeuken: `t begint te jeuke (Stein) jeuken, het begint te jeuken [öksele, euke, juike, juuke] [N 10 (1961)] III-1-2
jicht gicht: gicht (Stein), gig (Stein, ... ) Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)] || Reumatiek: aandoening van spieren en gewrichten met veel pijn (flerecijn, rumatis, vliegende vaan, rimmetiek, krimmetiek). [N 84 (1981)] III-1-2
joelen met de handen vallen?: ps. het eerste woord is niet goed leesbaar!  vult mit de henge (Stein), schreeuwen: sjrèèuwen (Stein) zich luidruchtig gedragen met veel gebaren en bewegingen; joelen [kwaken, jouwen, joelen, herriën, stachelen] [N 87 (1981)] III-3-1
jojo jojo: jojo (Stein, ... ) Het speeltuig bestaande uit een schijf die langs een koord dat eromheen gewonden is, afloopt en door de traagheid zichzelf weer opwindt [jojo]. [N 88 (1982)] III-3-2
jokken bazelen: Van Dale: bazelen, 1. revelen, onsamenhangende taal spreken; -2. (gewichtig uitpakken maar toch) onzin praten.  bazelen (Stein) onwaarheden vertellen [beuzelen, gekken, jokken, leugen] [N 85 (1981)] III-3-1
jong en kaal vogeltje kwabje: kwabbeke (Stein), kweker: kwèker (Stein), vlug vogeltje: vlukveugelke (Stein) een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] III-4-1
jong en kaal vogeltje adj. kaal: kal (Stein), kak: kak (Stein), naakt: naatsj -volgt (Stein) nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] III-4-1
jong van een dier jong: joŋt (Stein), WBD/WLD  jònk (Stein), jongen (mv.): jongen (Stein), jongt: jŏngt (Stein) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] I-11, III-4-2