18485 |
balstuk [wld ii.10, p. 60] |
balstuk:
baltsjtük (Q015p Stein)
|
Een halve zool (halfzool, halflap?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30422 |
baluster |
baluster:
bāløstǝr (Q015p Stein)
|
Spijl van een trapleuning. [N 55, 138; monogr.]
II-9
|
32309 |
band |
reep:
ręjp (Q015p Stein)
|
In het algemeen de band die de houten duigen van een vat of kuip omspant en bijeenhoudt. De band is doorgaans van ijzer vervaardigd. Vroeger werden ook houten banden gebruikt. [A 19, 1a; monogr.]
II-12
|
28236 |
bandgalerij |
bandgalerij:
banjtjgalǝri (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.]
II-5
|
21297 |
bandiet |
deugniet:
deugneet (Q015p Stein),
smeerlap:
smêêrlap (Q015p Stein)
|
een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18563 |
bandje over de mouw aan de onderkant |
pat (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
pat (Q015p Stein)
|
een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18322 |
bandschort met borststuk |
helpenscholk:
helpescholk (Q015p Stein),
helpesjolk (Q015p Stein),
scholk:
scholk (Q015p Stein)
|
schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
19114 |
bang |
bang:
bang (Q015p Stein),
schuw:
sjoewe (Q015p Stein)
|
een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18848 |
bangerik |
angstpiemel:
ennen angstpiemel (Q015p Stein),
bangerik:
bangerik (Q015p Stein),
bangeschijterd:
enne bangeschieterd (Q015p Stein),
schijthuis:
e sjie‧thōēs (Q015p Stein),
sjiethoes (Q015p Stein),
⁄n schie‧thoe‧s (Q015p Stein),
vottes:
è vottis (Q015p Stein)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)] || iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21886 |
bank van lening |
bank:
bank (Q015p Stein),
bank van lening:
bank van leaning (Q015p Stein),
pandhuis:
pandjhoes (Q015p Stein)
|
de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)]
III-3-1
|