18019 |
kuchen |
kriebelhoest (zn.):
kriebel hoos (Q015p Stein),
rochelen:
rochelen (Q015p Stein)
|
Kuchen: kort en droog hoesten (kuchen, kochelen, krochen, krochelelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34299 |
kudde volwassen varkens |
kudde:
køt (Q015p Stein),
kø̜t (Q015p Stein)
|
In dit lemma zijn de benamingen voor "kudde dieren" in het algemeen en "kudde varkens" in het bijzonder opgenomen. Zowel in de "Amsterdamse" als "Leuvense" vragenlijsten was gevraagd naar "kudde dieren". Dieren konden varkens, schapen, koeien, ganzen zijn. De antwoorden die betrekking hadden op specifiek "kudde schapen", "kudde ganzen" zijn bij het hoofdstuk schapen, ganzen ondergebracht. [N 76, 2; A 4, 18; L 4, 18; L 20, 18; monogr.]
I-12
|
17582 |
kuif |
kuif:
koef (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein,
Q015p Stein)
|
kuif [N 10 (1961)] || kuif: de opstaande vederbos boven op de kop van een vogel (kuif, rap, tuil) [N 83 (1981)]
III-1-1, III-4-1
|
34475 |
kuiken |
kuiken:
kȳkǝ (Q015p Stein),
kȳkǝn (Q015p Stein)
|
Jong van een kip. [A 6, 1d; Wi 4; RND 1; L 6, 20a; L 42, 32; JG 1a, 1b, 2c; S 14; Gwn 5, 15; Vld.; monogr.]
I-12
|
17606 |
kuiltje (in de kin / wangen) |
kuiltje:
kuulke (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein)
|
Een dergelijk deukje in de kin? [DC 21 (1952)] || Kuiltje in de wang: een kuiltje in de wang, bijv. als men lacht (putje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
32246 |
kuiper |
kuiper:
kȳpǝr (Q015p Stein)
|
Vakman die houten kuipen, vaten en tonnen vervaardigt. [A 32, 10; S 20; L 1a-m; L 29, 13; monogr.]
II-12
|
30407 |
kuipstuk |
kuipstuk:
kūpstø̜k (Q015p Stein)
|
Bij een trap met een kwart of halve wenteling, het verbindende stuk hout tussen de rechte gedeelten, waarin de houtvezels verticaal lopen en waarin zodoende het boven- en het ondervlak kopshout te zien geeft. Voor het vervaardigen van een kuipstuk wordt meestal iepehout genomen omdat dit taai is en zich beter dan bijvoorbeeld vurehout laat bewerken. [N 55, 122a]
II-9
|
20463 |
kuis, ingetogen |
kuis:
kuis (Q015p Stein),
modeste (fr.):
(accent op tweede lettergreep).
modes (Q015p Stein),
zuiver:
zuuver (Q015p Stein)
|
kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
17773 |
kuit |
kraaltjeskuit:
krelkeskuut (Q015p Stein),
kuit:
kuut (Q015p Stein, ...
Q015p Stein,
Q015p Stein),
kút (Q015p Stein),
WBD/WLD
kuut (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit (wade) [DC 01 (1931)]
III-1-1, III-4-2
|
18545 |
kuitbroek |
kuitbroek:
kuutbrook (Q015p Stein)
|
een kuit- of kniebroek [N 59 (1973)]
III-1-3
|