24582 |
meidoorn |
heggenstruik:
g van garcon
heggestroek (Q015p Stein)
|
meidoorn [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
meikaever (Q015p Stein),
meikever (Q015p Stein),
meikèver (Q015p Stein),
meikêver (Q015p Stein),
WBD/WLD
meikever (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever, algemeen [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
22499 |
meikoningin |
meikoningin:
meikoningin (Q015p Stein)
|
Het gebruik om op 30 april of een dag in mei een meisje tot koningin of een jongen tot koning te kiezen [meikoningin]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
33553 |
meiraap |
raapje:
WBD/WLD
raapjes (Q015p Stein)
|
De meiraap, een vroege variëteit van de raap (meiraap, tolletje, knolletje, kelen, raap). [N 82 (1981)]
I-7
|
20309 |
meisje |
meidje:
mēͅtjə (Q015p Stein),
meisje:
mēͅškə (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
meisje; Zijn er verschillende namen voor kinderen van verschillende leeftijden? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leeste (Q015p Stein),
meid:
meid (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
meidje:
mêêdje (Q015p Stein),
meisje:
mēͅškə (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 87 (1981)] || Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft? (Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is?) [DC 05 (1937)]
III-2-2
|
20381 |
meisje met wie men verloofd is |
aanstaande:
ānstōͅndə (Q015p Stein),
frul:
frul (Q015p Stein),
meid:
meid (Q015p Stein),
meidje:
mêêdje (Q015p Stein)
|
Hoe noemt men haar, wanneer men met haar verloofd is? (Hoe noemt men het meisje met wie men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] || verloofde [vrouwelijk] [fem, frul, caprice] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18125 |
melaatsheid |
melaatsheid:
melaatsheid (Q015p Stein)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lazerij). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24872 |
melganzenvoet |
hanenpoot:
WLD
hanepoot (Q015p Stein)
|
Melganzevoet (chenopodium album 30 tot 100 cm hoge plant. De stengels staan rechtop en zijn vertakt; de bladeren zijn zeer verschillend van vorm, tevens onregelmatig getand, de bovenste gaafrandig, aan de buitenkant dofgroen, de onderkant wit-melig best [N 92 (1982)]
III-4-3
|
20970 |
melig |
melig:
WBD/WLD
meulig (Q015p Stein),
murg:
mûrg (Q015p Stein)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
III-2-3
|