21846 |
onbeschaafd |
boers:
boers (Q015p Stein),
ruw:
roewe (Q015p Stein)
|
ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21792 |
onbeschaamd |
ekstrant:
ekstrant (Q015p Stein),
frech (du.):
vrég (Q015p Stein)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klaar (Q015p Stein),
kloar (Q015p Stein),
opgeklaard:
opgekaard (Q015p Stein),
òpgekljéért (Q015p Stein)
|
onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
bederven:
bederven (Q015p Stein),
begaden:
begaaijen (Q015p Stein)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
bocht:
boch (Q015p Stein),
plodder:
WNT: plodder, rommel. (Wellicht een afl. van plodderen.)
plodder (Q015p Stein),
rotzooi:
rotzooi (Q015p Stein)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27666 |
onder de douche staan |
pukkelen:
pø̜kǝlǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.]
II-5
|
28955 |
onderarmsuçon |
zijnaad:
zinǭt (Q015p Stein)
|
Puntnaad die begint onder de oksel. [N 59, 94b]
II-7
|
30245 |
onderdorpel |
gîte d'eau:
šidō (Q015p Stein),
onderdorpel:
oŋǝrdø̜rpǝl (Q015p Stein)
|
De onderste horizontale regel van een raam- of deurkozijn. Voor buitendeur- of buitenraamkozijnen werd de onderdorpel vroeger meestal uit eikehout of natuursteen vervaardigd, bij binnendeurkozijnen uit vure- of dennehout, soms uit eikehout. Tegenwoordig wordt ook hardhout, kunststof en metaal gebruikt. [N 55, 7c; monogr.]
II-9
|
24637 |
ondereinde van de stam |
vot:
vod (Q015p Stein),
zit in de grond
de vot (Q015p Stein)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
ongergood (Q015p Stein)
|
ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|