21809 |
overleg |
overleg:
euverlêk (Q015p Stein)
|
de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21808 |
overleggen |
raad vragen:
road vroagen (Q015p Stein),
uitprakkeren:
outprakkeren (Q015p Stein),
verordonneren:
verordeneren (Q015p Stein)
|
anderen raadplegen, een zaak met een ander bespreken [overleggen, ordenen, beraadslagen] [N 85 (1981)] || de beraadslaging, het overleggen met anderen [beschik, beleid, bezeei, beraad, overleg] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18847 |
overmoedig gedrag |
branie:
branie (Q015p Stein)
|
overmoedig, roekeloos gedrag [cranerie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33560 |
overrijp, beurs |
melig:
WBD/WLD
meulig (Q015p Stein),
murg:
mûrg (Q015p Stein)
|
Te rijp en daardoor droog en korrelig, gezegd van een vrucht (meelachtig, melen, versleten, melig). [N 82 (1981)]
I-7
|
25065 |
overschot, restant |
klats:
klatsj (Q015p Stein),
klatsje:
klêtske (Q015p Stein),
kliekje:
klikske (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
rest:
res (Q015p Stein)
|
dat wat over is gebleven van een oorspronkelijk aantal, hoeveelheid of geheel [rammenant, rest, solde, klak] [N 91 (1982)] || een klein overschot [kwets, kwats, klats, klets, klas] [N 91 (1982)] || een overgebleven brok van een of andere hoeveelheid [klik] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21168 |
overweg |
overweg:
overwég (Q015p Stein),
spoorbaan:
spaorbuin (Q015p Stein)
|
de plaats waar men een spoorweg kan oversteken [overweg, bareel] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18892 |
overwegen |
prakkiseren:
prakkezeren (Q015p Stein),
uitprakkiseren:
outprakkeren (Q015p Stein)
|
goed nadenken, alles goed bekijken voordat men iets doet [nadenken, achterdenken, naprakkezeren, overdenken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28618 |
overzetten |
om laten vliegen:
om lǭtǝ vlēgǝ (Q015p Stein)
|
Het omzetten van twee volken om twee gelijkwaardige volken te krijgen. Het is een ander middel dan omjagen. De volken worden zonder dat ze gejaagd worden, van plaats verwisseld. De bijen uit de sterke korf vliegen bij hun terugkeer naar de zwakke en maken deze sterk. [N 63, 93c; monogr.]
II-6
|
24340 |
paaien |
gieten:
geten (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
kuitschieten:
WBD/WLD
kuut sjeten (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u eieren leggen, kuit schieten, gezegd van vissen (schodderen, rogen, paaien, aangaan) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
22804 |
paar of onpaar |
paar of omp:
Bij het knikkeren in een kuiltje.
paar of omp (Q015p Stein)
|
Soms schijnt het [omp] alleen nog in het kinderspel bewaard. De kinderen laten elkaar raden: on of even, paar of omp, paar of ompert, effen of ontjes, enz. Kent u een dergelijk woord op deze manier? Zo ja, hoe luidt het en hoe gebruiken de kinderen het? [DC 31 (1959)]
III-3-2
|