34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
germ:
germ (Q015p Stein)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
28568 |
roer |
roer:
rūr (Q015p Stein),
schijt:
šīt (Q015p Stein)
|
Dysentrie of diarree. Wanneer de bijen te lang moeten overwinteren door koud weer, kan het zijn dat de reinigingsvlucht niet plaatsvindt. De afvalstoffen hopen zich op in de endeldarm. De bijen zien zich genoodzaakt zich te ontlasten in de woning met als mogelijk gevolg buikloop. Tegenwoordig wint de mening terrein dat roer geen aparte ziekte is, maar een begeleidend verschijnsel van de ziekte nosema (De Roever, pag. 439). [N 63, 71a; Ge 37, 204]
II-6
|
20819 |
roeren |
roeren:
reuren (Q015p Stein)
|
roeren [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
20610 |
roerom |
roerom:
ruierom (Q015p Stein)
|
roerom; Hoe noemt U: Een gerecht dat bestaat uit meel, gekookt in water of melk, met stroop en vet opgediend (treot, potstroe, ruierom, potjebuul) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25088 |
roest |
roest:
ros (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
ròs (Q015p Stein)
|
roest, rood- of bruingele bedekking die aan de oppervlakte van ijzer en staal ontstaat door verbinding met zuurstof, vooral in een vochtige omgeving [roester] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
19441 |
roestplek |
tikkel:
tikkel (Q015p Stein)
|
Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19410 |
roet |
roet:
root (Q015p Stein)
|
Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21363 |
roezemoezen |
fluisteren:
Van Dale: fluisteren, 1. zacht, nauwelijks hoorbaar spreken, nl. zo dat de stembanden niet trillen; - 2. bedektelijk zeggen, vertellen...
fluustere (Q015p Stein),
roezemoezen:
Van Dale: roezemoezen, 1. leven, geraas, getier maken; -2. (gew.) een dof, gonzend geluid maken; -3. met bedrijvige drukte en stommelend geluid allerlei kleine bezigheden verrichten, rommelen, scharrelen.
roezemoezen (Q015p Stein)
|
druk praten en fluisteren, gezegd van een groep mensen, roezemoezen [tipselen, strisselen, lispelen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21095 |
rog |
rog:
WBD/WLD
rog (Q015p Stein)
|
Hoe noemt u de rog: een kraakbeenvis met een afgeplat schijfvormig lichaam. Het voorste deel van het lichaam (romp en borstvinnen) vormt een ronde tot vierkante schijf. Het lichaam eindigt in een lange dunne staart. De staart draagt twee rugvinnen. Aan de [N 83 (1981)]
III-2-3
|
20760 |
roggebrood |
pompernikkel:
pômpernikkel (Q015p Stein)
|
Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)]
III-2-3
|