19414 |
rook |
rook:
rook (Q015p Stein)
|
Zichtbaar gasmengsel dat bij het verbranden van hout, kolen opstijgt (rook, blaak) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20516 |
rookvlees |
gerookt vlees:
geruik vleisj (Q015p Stein),
geruikt vleisj (Q015p Stein),
rookvlees:
ruikvleisj (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20676 |
room |
room:
roam (Q015p Stein),
rǫu̯m (Q015p Stein),
rǭm (Q015p Stein)
|
De room van de melk (de zaon?) [N 16 (1962)] || Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11, III-2-3
|
18100 |
roos (rode uitslag) |
brand:
branjd (Q015p Stein),
open zenuwen:
oape zinwe (Q015p Stein)
|
huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20084 |
roos (rosa) |
roos:
ruəzə (Q015p Stein)
|
rozen [RND]
III-2-1
|
22426 |
roos van de schietschijf |
roos:
raos (Q015p Stein, ...
Q015p Stein),
roas (Q015p Stein)
|
De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20537 |
roosteren |
roosteren:
ruesteren (Q015p Stein),
rwèsteren (Q015p Stein)
|
roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20955 |
rot |
rot:
rot (Q015p Stein)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33534 |
rot, van fruit |
rot:
rot (Q015p Stein),
rotterig:
WBD/WLD
rotterig (Q015p Stein),
verdroogd:
verdreugd (Q015p Stein)
|
Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] || Rotten en verschrompelen van appels (slijten, uitdrogen, verrompelen, rotte, verfronselen, verslijten, verrimpelen). [N 82 (1981)]
I-7
|
33901 |
rotstraal |
rotstraal:
rǫtstrē̜l (Q015p Stein)
|
Ziekte bestaande in een rotting van de hoornstraal van de hoef, vooral tengevolge van het onhygiënische omstandigheden op stal zoals het langdurig staan in vochtige mest en urine, waardoor de hoeven verweken. Uit de straalgroeve loopt een wit, stinkend vocht. Als de straallederhuid eveneens wordt aangetast, kan kreupelheid optreden. Zie ook het lemma ''straalkanker'' (7.31). Zie afbeelding 15.' [A 48A, 18; N 8, 90l; N 52, 32c; monogr.]
I-9
|