27553 |
scheenbeschermer |
scheenbeschermer:
šēnbǝšɛrmǝr (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Bescherming voor het scheenbeen. Het dragen van deze beenkappen kan worden voorgeschreven in dikke lagen, in steile pijlers, bij het werken aan steendammen en bij het nabreken. [N 95, 885]
II-5
|
18402 |
scheermes |
schaar:
sjaar (Q015p Stein),
schaars:
sjaas (Q015p Stein),
scheermes:
scheermets (Q015p Stein)
|
een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
19070 |
schelden, schimpen |
schanden:
sjanjzen (Q015p Stein),
schelden:
sjeljen (Q015p Stein),
schimpen:
schimpen (Q015p Stein)
|
op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)]
III-1-4
|
18952 |
schelm |
rekel:
rékel (Q015p Stein),
schelm:
chelm (Q015p Stein),
sjelm (Q015p Stein)
|
een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] || schelm [DC 11]
III-1-4
|
30021 |
schelpkalk |
schelpkalk:
šɛlǝpkalǝk (Q015p Stein)
|
Kalksoort die wordt verkregen door schelpen in kalkovens te branden. Schelpkalk wordt meestal in gebluste vorm op de bouwplaats aangeleverd. [N 30, 28a]
II-9
|
24897 |
schemeren |
schemeren:
sjemer (Q015p Stein)
|
donker worden [duisteren] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17728 |
schemeren van de ogen |
sterren zien:
sterre zien (Q015p Stein)
|
schemeren voor de ogen, sterretjes zien [mijn oogen schiemere] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20510 |
schenkel |
hammetje:
hemke (Q015p Stein),
schenkel:
scheinkel (Q015p Stein),
sjenkel (Q015p Stein)
|
schenkel; Hoe noemt U: Het onderste gedeelte van de achterpoot van een rund met het vlees eraan (schinkel, schenkel, bout, schenk, schonk) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
28607 |
schepkorf |
schepkorf:
šøpkørf (Q015p Stein)
|
Klein, breed korfje zonder vlieggat waarmee men de zwerm vangt. In de kop is meestal een stalen ring of een touwtje bevestigd waar de duim door gestoken kan worden en waarmee het korfje eventueel aan een tak gehangen kan worden. [N 63, 84b; N 63, 3g; N 63, 2b; monogr.]
II-6
|
17829 |
scheppen |
scheppen:
šøpǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
Stenen of kolen met de schop laden. [N 95, 503; N 95, 501; N 95, 202; monogr.; Vwo 682; Vwo 768]
II-5
|