27762 |
uitzetten |
uitzetten:
ūtzętǝ (Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits])
|
In het ondergrondse gedeelte van de mijn de plaats aangeven waar een nieuwe verdieping, steengang, galerij, enz. moet worden aangelegd. [N 95,382; N 95,174; monogr.]
II-5
|
25523 |
uitzeven van de zemelen |
zeven:
zēvǝ (Q015p Stein)
|
Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.]
II-1
|
17699 |
urine |
zeik:
zeik (Q015p Stein),
zęi̯k (Q015p Stein)
|
urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
17700 |
urineren |
zeiken:
zeiken (Q015p Stein),
zęi̯kǝ (Q015p Stein)
|
urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11, III-1-1
|
22465 |
vaandel |
vaan:
vaan (Q015p Stein),
vaandel:
vaandel (Q015p Stein),
vendel (Q015p Stein)
|
De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22466 |
vaandeldrager |
drager:
drēͅgər (Q015p Stein),
vaandelzwaaier:
vendelzwaajer (Q015p Stein)
|
Degene die het vaandel draagt in een schutterij, gilde [vaandrig, venderik, afferis, vendelzwaaier]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
34061 |
vaars |
vaars:
vēs (Q015p Stein)
|
Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20]
I-11
|
25303 |
vaatje, maat van 250 liter |
vaatje:
vaatje (Q015p Stein)
|
de maat die een inhoud aangeeft van 250 liter [kwartje, meuken, okshoofd, vaatje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25283 |
vadem, maat van uitgestrekte armen |
reik:
rek (Q015p Stein)
|
de maat die de afstand aangeeft tussen de rechter en de linkerhand bij zijdelings uitgestrekte armen (± 1,7m-1,9m) [rek, vadem, vaam] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
28963 |
vademen |
(de/een) naald(e) invamen:
ǝn nǭltj envē̜mǝ (Q015p Stein),
(de/een) naald(e) vamen:
nǭj vē̜mǝ (Q015p Stein),
ǝn nǭlt vē̜mǝ (Q015p Stein),
in de naald(e) vamen:
en dǝ nǭlj(t) vē̜mǝ (Q015p Stein),
invamen:
envē̜mǝ (Q015p Stein)
|
Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.]
II-7
|