21245 |
bus |
bus:
bus (Q015p Stein)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
32223 |
busguts |
bussenbeitel:
bø̜šǝnbęjtǝl (Q015p Stein),
navenbeitel:
nāvǝnbęjtǝl (Q015p Stein)
|
De zware holronde beitel met lange steel waarmee het met behulp van avegaar en schulpboor in de naaf geboorde gat passend wordt gemaakt voor de naafbus. Zie ook afb. 194 en het lemma ɛnaafbusɛ in wld II.11, pag. 133.' [N G, 26c]
II-12
|
21303 |
buskruit |
buskruit:
buskruit (Q015p Stein),
kruit:
krōēt (Q015p Stein)
|
licht ontbrandbaar, ontplofbaar mengsel dat o.a. gebruikt wordt voor het afschieten van vuurwapens [buskruit, kruit, poeder] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bos:
buš (Q015p Stein),
bussel:
bø̜sǝl (Q015p Stein)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
21702 |
buur |
nabuur:
naober (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
nabuur:
naober (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
buurt:
buurt (Q015p Stein),
nabuurschap:
naoberssjap (Q015p Stein)
|
het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
plenken:
(in de betekenis van buurten).
plenken (Q015p Stein),
wauwelavonden:
wauwelàvenden (Q015p Stein),
zeveren:
zeivere (Q015p Stein)
|
de avonden doorbrengen met praten en roken [kortavonden] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
22411 |
caleidoscoop |
kijkbus:
kiekbus (Q015p Stein)
|
Een kijker die eenvoudige daarin gelegde kleurige voorwerpjes veelvoudig weerspiegelt en zo regelmatige bij de geringste beweging telkens afwisselende figuren vertoont [caleidoscoop, kijkbus]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21144 |
calèche |
calche (fr.):
kalesj (Q015p Stein, ...
Q015p Stein)
|
een licht, vierwielig rijtuig [caleche, kales] [N 90 (1982)]
III-3-1
|