e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stein

Overzicht

Gevonden: 5275
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
diep boren boren: boarǝ (Stein  [(Maurits)]   [Maurits]) Diepboringen verrichten om op deze wijze de koollagen op te sporen en te verkennen. [N 95, 169; Vwo 167] II-5
dij dik van het been: dik van t bein (Stein) dij - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)] III-1-1
dijk dijk: diek (Stein) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik sap van steenvruchten snot: WBD/WLD  snot (Stein) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden dijen: dieën (Stein), diə (Stein), opstijven: opstieven (Stein), stijf: stiev (Stein), stijven: stieven (Stein) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3
dikke boterham smouer: smouer (Stein) Een dikke boterham (sjmouer, sjmouel?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke neus dikke neus: dikke naas (Stein), kokkel: kòekel (Stein) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren). [N 84 (1981)] III-1-1
dikke snee brood paardssnee: pêrsnee (Stein) Een dikke snee (haacht, hawiejk, wiejk, pil, stuut, hiejs?) [N 16 (1962)] III-2-3
dikke, warme mantel warme jas: werme jas (Stein) een warme damesjas [N 59 (1973)] III-1-3
dinsdag dinsdag: deensdig (Stein), deesdig (Stein), dinsdig (Stein, ... ), Dit zegt/gebruikt men meer!  deensdig (Stein) dag; dinsdag [N 07 (1961)] || de derde dag van de week, dinsdag [destag, dijsdag, dijnsdag, diessendag] [N 91 (1982)] III-4-4