23276 |
vroegmis |
eerste mis:
di.əstə mis (K278a Stevensvennen)
|
vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vrow (K278a Stevensvennen),
wijf:
weͅf (K278a Stevensvennen)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
33631 |
waterput |
put:
pøt (K278a Stevensvennen)
|
[RND 07]
I-7
|
22860 |
weddenschap |
weddingschap:
wɛdiŋṣchap (K278a Stevensvennen)
|
weddenschap [RND]
III-3-2
|
21247 |
weg |
weg:
weg (K278a Stevensvennen)
|
weg [RND]
III-3-1
|
33663 |
wei |
wei:
wɛ̄i̯ (K278a Stevensvennen)
|
In het algemeen een stuk weiland of grasweide waar het vee graast. Bedoeld is een niet-omheinde weide. [N 14, 50a; N 14, 50b; N 5AøIIŋ, 76d; N 5AøIIŋ, 76e; N M 4a; L 19B, 2a!; L A2, 430; L 4, 40; L 32, 45; JG 1b, 1d, 2c; A 10, 3; A 3, 40; RND 20; Wi 4; R; S 43; Vld.; N 14, 129 add.; monogr.]
I-8
|
19132 |
werken |
werken:
wɛrəkə (K278a Stevensvennen)
|
werken [RND]
III-3-1
|
20852 |
wijn |
wijn:
wèèn (K278a Stevensvennen)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
22373 |
wip |
kwinkkwank:
/
kwink-kwank (K278a Stevensvennen)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
32999 |
zaad, zaaigoed |
zaad:
zǭt (K278a Stevensvennen)
|
Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.]
I-4
|