18230 |
klomp |
klomp:
eine kloomp (L378p Stevensweert),
klomp (L378p Stevensweert),
klómp (L378p Stevensweert),
oo ietwat kort
kloompe (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
schoenklomp:
praktisch heel weinig gedragen
šjoonkloompe (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
kluntjörö (L378p Stevensweert)
|
klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18120 |
kloven |
kenen:
keene (L378p Stevensweert)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
33675 |
kluit aarde |
bonk:
boaŋk (L378p Stevensweert),
klot:
klǫt (L378p Stevensweert),
kluit:
klȳt (L378p Stevensweert)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
18792 |
kluwen |
bol:
bol (L378p Stevensweert),
kluwen:
Zelden gebruikt.
kloewe (L378p Stevensweert)
|
kluwen [SGV (1914)]
III-1-3
|
21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabbelen (L378p Stevensweert)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21347 |
knecht |
knecht:
eine nuuje knĕcht (L378p Stevensweert)
|
knecht, een nieuwe ~ [SGV (1914)]
III-3-1
|
33338 |
knecht, algemeen |
knecht:
knęxt (L378p Stevensweert),
knɛx (L378p Stevensweert)
|
[L 1, a-m; S 26; Wi 8; monogr.; add. uit S 6]
I-6
|
34256 |
kneden |
kneden:
knē̜i̯ǝ (L378p Stevensweert)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|