e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kwijl zever: zeivör (Stevensweert) Kwijl: uit de mond lopend speeksel (zever, kwijl). [N 84 (1981)] III-1-1
kwispelstaarten kwispelen: m´t de stert  kwispele (Stevensweert) kwispelstaarten [SGV (1914)] III-2-1
l-vormige hoeve half krukhuis: halǝf krøkhūs (Stevensweert) Navraag of er verschil in benaming was tussen een L-vormig bouwwerk waarvan de korte poot wordt gevormd hetzij door het woonhuis, hetzij door een schuur of stal, leverde geen nieuwe termen op. Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 3. [N 4A, 1b en 2c] I-6
laag grond laag: loach (Stevensweert) laag grond [laag, scheel, bank] [N 81 (1980)] III-4-4
laaggelegen weidegrond broek: brōk (Stevensweert), zomp: zomp (Stevensweert) Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
laagte in het landschap laagte: lęǝxtǝ (Stevensweert), zonk: zōnk (Stevensweert) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
laars (alg.) stevel: stēēvele (Stevensweert) laars [bot, steevel, buus, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laars met sluitriempje gespstevel: gespsteevel (Stevensweert) laars waarvan de schacht aan de bovenkant van een verstelbaar sluitriempje is voorzien [rijlaars] [N 24 (1964)] III-1-3
laars tot of boven de knie kapstevel: kapstēēvel (Stevensweert), stevel: stevele (Stevensweert) Hoe noemt men de laarzen (die tot of boven de knie reiken)? [DC 09 (1940)] || laars waarbij de schacht het hele onderbeen bedekt [kapleers, kapsjtievel, kamasj] [N 24 (1964)] III-1-3
laarzenschacht stevelschacht: steevesjag (Stevensweert) schacht van een laars [sjach, sjteevelschach] [N 24 (1964)] III-1-3