e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
moeite moeite: meujte (Stevensweert) moeite; hij geeft zich moeite [DC 03] III-1-4
moer moer: moor (Stevensweert) konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)] III-2-1
moeras moeras: mǝras (Stevensweert), zomp: zōmp (Stevensweert) Waterachtig, laaggelegen, drassig land, broekland, gebied zonder behoorlijke afwatering. [N 27, 20; N 14, 53; N 6, 33b; R 3, 9; A 2, 57; RND 20; Wi 17; Wi 54; L 19B, 2aI; Vld.; monogr.] I-8
moesdistel artisjok: NCDN  àrtissjòk (Stevensweert) De artisjokachtige distelsoort waarvan de bladstelen als groente gegeten worden, de wilde artisjok (kardoen, kardons). [N 82 (1981)] III-4-3
moestuinx hof: hōͅf (Stevensweert, ... ), keukenhof: ky(3)̄eͅkəhōͅf (Stevensweert), moeshof: mōshōͅf (Stevensweert), tuin: tøͅi̯n (Stevensweert) [N 05A (1964)] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] [Willems (1885)] I-7
moeten moeten: motte (Stevensweert) moeten [SGV (1914)] III-1-4
moezen pratsen: pratsjö (Stevensweert) moes worden; Hoe noemt U: Tot moes koken (moezen) [N 80 (1980)] III-2-3
mof mof: mof (Stevensweert) mof, koker van bont waarin met beide handen steekt [mof, moef, sjtoek] [N 23 (1964)] III-1-3
mokken (de) lip laten hangen: ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  de lŭp loaten hange (Stevensweert), bronken: bronke (Stevensweert), gezichter snijden: gezichter snieje (Stevensweert), iezegrimmen: iesegrimme (Stevensweert), zeuren: zeure (Stevensweert) mokken [SGV (1914)] || pruilen [SGV (1914)] || pruilen [pratte, nen troesmond zette, lippe] [N 10a (1961)] III-1-4
mol mol: mǫl (Stevensweert), molle: mǫlǝ (Stevensweert) Het in de grond levend, zwart zoogdier iets groter dan een muis dat de molshopen opwerpt; het heeft een spitse snuit en graafklauwen: Talpa europaea. Hoewel niet alle mollesoorten blind zijn, wordt de mol algemeen voor blind gehouden. De boeren beschouwden het als een schadelijk dier op hun cultuurgrond, dat bestreden moest worden; bovendien was het bont van de mol gewild. Zie ook de toelichting bij het lemma ''molshoop''. Om de vergelijking van de lemma''s ''mol'' en ''molshoop'' te vergemakkelijken en daar in enkele streken hetzelfde woord voor mol en molshoop voorkomt, is ook hier het woord in z''n geheel gedocumenteerd en is zoveel mogelijk dezelfde volgorde in de woordtypen en de varianten aangehouden. In kaart 3 is door middel van toegevoegd zwart in een symbool of door een combinatie van symbolen aangegeven waar de woorden voor mol en molshoop identiek zijn. In kaart 4 is aangegeven waar het algemeen Nederlandse type mol het dialektwoord aan het vervangen is. [N 14, 80b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 18, 12; A 7, 6; L 1 a-m; L 1u, 165; L 3, 7; L 14, 10; L 16, 3; L B2, 311; L A1, 228; S 24; R 3, 21; Gwn 6, 9; add. uit RND 48 en 84; monogr.] I-3