e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rook rook: roͅu̯k (Stevensweert) rook [SGV (1914)] III-2-1
rookvlees rookvlees: ruikvleis (Stevensweert) rookvlees; Hoe noemt U: Een stuk gerookt vlees (krep, rookvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
room room: roum (Stevensweert), rǫu̯m (Stevensweert) Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] || room [SGV (1914)] I-11, III-2-3
roos (rode uitslag) roos: roas (Stevensweert) huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)] III-1-2
roos (rosa) roos: rôas (Stevensweert) roos [SGV (1914)] III-2-1
rooster in de mestgoot doorlaatplank: dōrlǭtplaŋk (Stevensweert) Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b] I-6
roosteren roosteren: ru-ëstörö (Stevensweert) roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] III-2-3
ros ros: rǫs (Stevensweert) Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16] I-9
rot rot: NCDN  ròt (Stevensweert) Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] III-2-3
rot, van fruit rot: NCDN  ròt (Stevensweert) Rot, gezegd van fruit (rotterig, rotsig, rot, meluw). [N 82 (1981)] I-7