e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
voorweeg achterkant: axtǝrkanjtj (Stevensweert) De zijde van de molenkast waar zich trap en ingang bevinden. Zie ook afb. 22. [N O, 45a; A 42A, 97; Sche 16] II-3
vork fourchette: forschet (Stevensweert), kort en gedraaid  versjèt (Stevensweert) vork om mee te eten [Roukens 03 (1937)] III-2-1
vorkenblok fourchettenbak: fersjettebak (Stevensweert) blok waarin vorken worden bewaard [N 20 (zj)] III-2-1
vorst, het vriezen gevreur: gevrör (Stevensweert), gevrø͂ͅr (Stevensweert), ’t gevreur (Stevensweert) vorst (vriezend weer) [SGV (1914)] || vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] III-4-4
vorstpan verstpan: vēspan (Stevensweert), verstpan van het schild: vēspan van ǝt šelt (Stevensweert) Halfronde pan waarmee de nokken en hoekkepers van het dak worden bedekt; ook de soortgelijke pan voor de afdichting van de nok of de naden van het dakschild van een rieten dak. Vorstpannen worden met spijkers op de dakruiters vastgezet en met specie aan elkaar bevestigd. In Q 77b werd niet met vorstpannen gewerkt. Men smeerde daar de nok van het dak in met cement. Het woordtype broekstuk (L 290, L 372) duidt een pan aan die de verbinding vormt tussen de vorstpannen en de pannen die over de naden van het dakschild worden gelegd. [N 32, 45b; N 32, 45c; N 4A, 34a; N 4A, 34c; N F, 8] II-8
vouw vouw: (Kort uitspreken).  voaj (Stevensweert), (Lang uitspreken).  voaje (Stevensweert) vouw [SGV (1914)] || vouwen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
vouwen vouwen: vōāje (Stevensweert, ... ) vouwen (mv) [SGV (1914)] || vouwen (ww) [SGV (1914)] III-1-2
vragen vragen: vroage (Stevensweert) vragen [SGV (1914)] III-3-1
vreemde (man) vreemde man: eine vrêmde manne (Stevensweert) vreemde [een ~ man] [SGV (1914)] III-3-1
vreugde plezier: plezeer (Stevensweert) vreugde [SGV (1914)] III-1-4