34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ē̜nj (L378p Stevensweert)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
wijfjesgans:
wīfkǝsgǭs (L378p Stevensweert)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34556 |
vrouwelijke kalkoen |
schroethoen:
šrūthōn (L378p Stevensweert)
|
[A 6, 3b; L 1, 113; monogr.]
I-12
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hɛn (L378p Stevensweert),
hoen:
hõn (L378p Stevensweert),
hōn (L378p Stevensweert)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
24272 |
vrouwelijke kwartel |
zij:
zīēj (L378p Stevensweert)
|
het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24455 |
vrouwelijke vis |
geut:
WLD
gòùt (L378p Stevensweert)
|
Hoe noemt u een vrouwelijke vis (kuiter, kuitvis, moedervis, kuit) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwenkleren:
vrouwekleijer (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert),
vrouwluikleren:
vrouwluukleijer (L378p Stevensweert)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)] || Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18576 |
vrouwenondergoed |
damesondergoed:
dames ongergood (L378p Stevensweert),
vrouwluiondergoed:
vrouwluj ongergood (L378p Stevensweert)
|
Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
humme (L378p Stevensweert),
hemdje:
humpke (L378p Stevensweert)
|
Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|
24515 |
vrucht zetten |
aanzetten:
NCDN
àànt zittö (L378p Stevensweert),
áán zittö (L378p Stevensweert)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|