17980 |
ziekte |
krankte:
krĕnkte (L378p Stevensweert)
|
ziekte [SGV (1914)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
Opm. tweeklank.
zéĕl (L378p Stevensweert)
|
ziel [SGV (1914)]
III-3-3
|
17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (L378p Stevensweert),
zien:
zēēn (L378p Stevensweert)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [SGV (1914)]
III-1-1
|
23427 |
zijaltaar |
zijaltaar:
ziealtaor (L378p Stevensweert)
|
In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17644 |
zijde |
zij:
zīē (L378p Stevensweert)
|
Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18680 |
zijden omslagdoek |
sjaalplag:
sjaalplak (L378p Stevensweert)
|
omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34580 |
zijladder |
leiers:
lęi̯ǝrs (L378p Stevensweert)
|
Ladderachtige zijkant van de hooikar. De zijladder bestaat uit een aantal sporten, die twee ladderbomen verbinden. Een gedeelte van dit materiaal werd al behandeld in wld I.3, maar wordt hier volledigheidshalve herhaald en aangevuld. [N 17, 12a + 30b + 40 + 46b + add; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; A 26, 2a; Lu 4, 2a; monogr.]
I-13
|
32947 |
zijladders van de oude kar |
ledders:
lęi̯ǝrs (L378p Stevensweert)
|
De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a]
I-3
|
18028 |
zijn neus snuiten |
snoeven:
snōēve (L378p Stevensweert)
|
snuiten: zijn neus snuiten [sneuve, snutte] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23360 |
zijpad |
zijpad:
ziepaad (L378p Stevensweert)
|
Elk van beide zijgangen [zijpad?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|