24459 |
bunzing |
fis:
vis (L378p Stevensweert, ...
L378p Stevensweert,
L378p Stevensweert,
L378p Stevensweert),
fouine (fr.):
fouiene (L378p Stevensweert),
fuïn (L378p Stevensweert),
Fransch
foeiëne (L378p Stevensweert)
|
bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)]
III-4-2
|
21245 |
bus |
bus:
bös (L378p Stevensweert)
|
bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)]
III-3-1
|
21303 |
buskruit |
kruit:
kroet (L378p Stevensweert),
pulver (<lat.):
polfer (L378p Stevensweert)
|
buskruit [SGV (1914)]
III-3-1
|
33129 |
bussel uitgedorst stro |
bussel:
bøsǝl (L378p Stevensweert),
bø̜sǝl (L378p Stevensweert),
bǫsǝl (L378p Stevensweert),
pak:
pak (L378p Stevensweert),
schoof:
šǫu̯f (L378p Stevensweert)
|
Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat]
I-4
|
18586 |
bustehouder |
bustehouder:
busthŏjer (L378p Stevensweert)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20223 |
buurman |
nabuur:
(buurvrouw; noaberse).
noaber (L378p Stevensweert)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuur:
noaber (L378p Stevensweert)
|
buurt (in de ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21305 |
buurten |
naburen:
noabere (L378p Stevensweert)
|
buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)]
III-3-1
|
21304 |
buurvrouw |
nabuurse:
(buurvrouw; noaberse).
noaberse (L378p Stevensweert)
|
buurman [SGV (1914)]
III-3-1
|
24604 |
canadapopulier |
canada:
NCDN
cànáádáá (L378p Stevensweert)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|