e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bunzing fis: vis (Stevensweert, ... ), fouine (fr.): fouiene (Stevensweert), fuïn (Stevensweert), Fransch  foeiëne (Stevensweert) bunzing [DC 07 (1939)], [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || ulk (bunzing) [SGV (1914)] III-4-2
bus bus: bös (Stevensweert) bus: Wij moeten ons haasten om de - te halen [DC 27 (1955)] III-3-1
buskruit kruit: kroet (Stevensweert), pulver (<lat.): polfer (Stevensweert) buskruit [SGV (1914)] III-3-1
bussel uitgedorst stro bussel: bøsǝl (Stevensweert), bø̜sǝl (Stevensweert), bǫsǝl (Stevensweert), pak: pak (Stevensweert), schoof: šǫu̯f (Stevensweert) Wanneer het graan uit de aren is geslagen, worden de lege halmen bijeengebonden, vroeger met twee banden. Sinds de komst van de dorsmachines worden de halmen doorgaans dubbel geplooid en met één band in het midden gebonden, of tot pakken geperst. De grondbetekenis van schans is "takkebos, mutserd"; die van het du. Bürde "datgene wat gedragen wordt". Zie ook de toelichting van het lemma ''garve, gebonden schoof'' (4.6.4).' [N 14, 26; JG 1a, 1b, 2c; L 17, 16; L 22, 33b; L 48, 34.3a; Lu 2, 34.3a; R [s], 65; S 5; Wi 16 en 17; monogr.; add. uit R 3, 70 en R 14, 19 en uit het materiaal van lemma 4.6.4 waarbij is aangetekend dat het om gedorste garven gaat] I-4
bustehouder bustehouder: busthŏjer (Stevensweert) bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)] III-1-3
buurman nabuur: (buurvrouw; noaberse).  noaber (Stevensweert) buurman [SGV (1914)] III-3-1
buurt nabuur: noaber (Stevensweert) buurt (in de ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurten naburen: noabere (Stevensweert) buurten (wij gaan ~) [SGV (1914)] III-3-1
buurvrouw nabuurse: (buurvrouw; noaberse).  noaberse (Stevensweert) buurman [SGV (1914)] III-3-1
canadapopulier canada: NCDN  cànáádáá (Stevensweert) De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)] III-4-3