e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
donderx donder: de donder (Stevensweert), de dōnder (Stevensweert), donder (Stevensweert) donder [N 22 (1963)], [SGV (1914)] III-4-4
donker worden, duisteren duisteren: te duustere (Stevensweert) schemering, de overgang van licht naar donker [grouwe, griebelegrouwe] [N 22 (1963)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Stevensweert) donker [donkel, duuster, domp] [N 06 (1960)] III-4-4
dons, nestveren vlughaar: vlūūchhoar (Stevensweert), mv.  vluughoare (Stevensweert) het haar van jonge vogels die nog geen veren hebben (stapveren, duivelshaar, paddehaar) [N 83 (1981)] || nesthaartjes [SGV (1914)] III-4-1
dood (bn.) dood: doeoit (Stevensweert), (tweeklank).  dôad (Stevensweert) dood [SGV (1914)] || dood (bijv.) [DC 03 (1934)] III-2-2
doodskist doodskist: doeodskis (Stevensweert, ... ) doodskist; hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd [DC 23 (1953)] || Hoe noemt men het houten voorwerp, waarin de dode in het graf wordt gelegd? [DC 23 (1953)] III-2-2, III-3-3
doodskleed doodshemd: doeadshumme (Stevensweert), dooidshumme (Stevensweert) bekleding van de overledene, wanneer hij in de doodkist wordt gelegd (thans inventarisatie; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || doodskleed; hoe noemt men het doodskleed (hinnekleed, reekleed, regenkleed, enz.)? Moet dit kleed aan bepaalde voorwaarden voldoen? [VC 03 (1937)] III-2-2
doof doof: douf (Stevensweert) doof [SGV (1914)] III-1-1
doofpot doofpot: doͅu̯fpoͅt (Stevensweert) doofpot [N 05A (1964)] III-2-1
dooien dooien: dôaje (Stevensweert), t slaakt]: ’t waer gait aaf (Stevensweert), ’t wèr geit aaf (Stevensweert) dooien [SGV (1914)] || dooien [t weer gaat af [N 22 (1963)] III-4-4