e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fruitworm appelworm: appelwórm (Stevensweert), oorworm: ooreworme (Stevensweert) worm die in een appel huist [pieremenneke] [N 26 (1964)] III-4-2
fuchsia bellen: ook: fôksia  bellen (Stevensweert), fuchsia: ook: bellen  fôksia (Stevensweert) fuchsia [DC 60a (1985)] III-2-1
fuik fuik: foek (Stevensweert) fuik [SGV (1914)] III-3-2
fuut fuut: fuut (Stevensweert, ... ) fuut || fuut (48 bruine kuif en kraag; alleen op grote vennen en plassen; zomervogel [N 09 (1961)] || fuut (vogel) [SGV (1914)] III-4-1
gaan gaan: gaon (Stevensweert), goan (Stevensweert) gaan [SGV (1914)] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] III-1-2
gaan liggen (van de wind) gaan liggen: geit ligö (Stevensweert) gaan liggen, gezegd van de wind [stillen] [N 81 (1980)] III-4-4
gaar gaar: garö (Stevensweert) gaar; Hoe noemt U: Goed gekookt (gaar, murw) [N 80 (1980)] III-2-3
gaatje voor de schoenveter rijggat: riegaater (Stevensweert) gaatjes in de schoen waardoor de veter wordt geregen [riegaater] [N 24 (1964)] III-1-3
galgenaas galgenaas: galgenoas (Stevensweert), strop: strop? (Stevensweert) galgenaas [SGV (1914)] III-3-1
galnoot galnoot: NCDN  gálnoot (Stevensweert) De nootvormige uitwas aan de bladeren van eikebomen ontstaan door de steek van galwespen (galnoot, galappel, smouterenbol, kraaiappel, inktappel, gastappel). [N 82 (1981)] III-4-3