e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevensweert

Overzicht

Gevonden: 3124
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hoedenspeld hoedenspang: heujspang (Stevensweert) speld op een dameshoed [heujespang] [N 25 (1964)] III-1-3
hoef hoef: hōf (Stevensweert, ... ) [S 14; L 1a-m]Zie afbeelding 2.26. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 27, 6; N 8, 32.8 en 32.17; S 14] I-11, I-9
hoefstal, noodstal noodstal: nōatstalǝ (Stevensweert) Een uit houten planken of metalen buizen vervaardigd gestel dat vóór of in de smidse is opgesteld. Wanneer een paard moet worden beslagen, wordt het in de hoefstal geplaatst. Zie ook afb. 220. [N 33, 6; N 33, 374; S 14; L 1a-m; L 1u, 96; L B2, 278; A 43, 15; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] II-11
hoek (tussen twee lijnen) hoek: hook (Stevensweert), ⁄n ən ōək (Stevensweert) hoek [SGV (1914)], [ZND 27 (1938)] III-4-4
hoektand hoektand: hooktanjt (Stevensweert), oogstand: auchstanjt (Stevensweert) hoektand [DC 01 (1931)] III-1-1
hoepel reep: reip (Stevensweert), rijp (Stevensweert), /  reip (Stevensweert) Hoe noemt men het kinderspeelgoed, bestaande uit een grote houten of ijzeren ring, die met een stokje, een haak of een oog wordt voortgedreven, zodat hij over de weg rolt? [DC 19 (1951)] || hoepel [SGV (1914)] || Hoepel [SND (2006)] III-3-2
hoepelen repen: reipe (Stevensweert) hoepelen [SGV (1914)] III-3-2
hoepelrok reeprok: rēijprok (Stevensweert) hoepelrok [reekerok] [N 24 (1964)] III-1-3
hoest hoest: hoos (Stevensweert) hoest [SGV (1914)] III-1-2
hoesten hoesten: hoosten (Stevensweert) hoesten [keche, kechelen] [N 10a (1961)] III-1-2