17580 |
gekruld haar |
kroezelhaar:
kroezelhoër (P058p Stevoort),
krullen:
krolle (P058p Stevoort)
|
hij heeft gekruld haar [ZND 35 (1941)]
III-1-1
|
21274 |
geld |
geld:
gɛjlt (P058p Stevoort),
ich ben mijj gelt kwijjet (P058p Stevoort),
ig ben me geilt kwijət (P058p Stevoort),
xɛ.ild (P058p Stevoort)
|
geld [RND], [ZND 14 (1926)] || Ik ben mijn geld kwijt [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
33264 |
gele lupine |
lupinen:
lø`pinǝ (P058p Stevoort)
|
Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.]
I-5
|
25078 |
gelijken (op) |
trekken op:
trekken op (P058p Stevoort),
trəken op (P058p Stevoort)
|
gelijken [ZND 25 (1941)]
III-4-4
|
23206 |
geloof |
geloof:
heeje hèt ze geloef verlōre (P058p Stevoort),
hiə hĕt zè geloef verlore (P058p Stevoort)
|
Hij heeft zijn geloof verloren. [ZND 23 (1937)]
III-3-3
|
23207 |
geloven |
geloven:
geluuve (P058p Stevoort)
|
Geloven. [ZND 35 (1941)]
III-3-3
|
19099 |
geluk |
geluk:
gelĕŭk (P058p Stevoort)
|
Ge moet hem dat geluk gunnen (hij heeft het verdiend, ge moet hem niet benijden). [ZND 24 (1937)]
III-1-4
|
19220 |
geluksvogel; altijd geluk hebben |
geluksvogel:
⁄t is ne gelĕuksvogel (P058p Stevoort)
|
Iemand die altijd geluk heeft. [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
19101 |
gemak |
gemak:
ook ZND 23, 076
gemāək (P058p Stevoort)
|
gemak [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
19227 |
gemakkelijk |
gemakkelijk:
ook materiaal znd 23, 77
gemekkelijk (P058p Stevoort),
gemekkelək (P058p Stevoort)
|
gemakkelijk [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|