e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Stevoort

Overzicht

Gevonden: 1951
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koeienmaag pens: pɛns (Stevoort) Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11
koeienstand stelling: stɛleŋ (Stevoort) Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6
koekenhort, vlaaienhort vlaairooster: vlǭǝrȳstǝr (Stevoort) Doorgaans van witte wissen gevlochten onderzetter, waarop vers gebakken vlaaien of pannenkoeken worden gelegd om af te koelen. [N 40, 97; N 40, 118; N 40, add.; L 1u, 100; L 1a-m; L 35, 107; monogr.] II-12
koets koets: kuts (Stevoort) Vierwielig rijtuig met een vierkante gesloten kast voor een klein aantal personen. De kast hangt in riemen of rust op veren. De koetsier heeft een aparte bok. De koets is een van de meest bekende rijtuigen, vandaar dat "koets" ook vaak als algemene benaming voor het vierwielig rijtuig gebruikt wordt. [N 17, 5; N 101, 1-13; N G, 51; L 28, 24; L 36, 70; L A, 288; L 1a-m; S 18; Wi 18; Gi 3,IB; monogr] I-13
koets (alg.) koets: koets (Stevoort), kŏĕts (Stevoort) koets [ZND 28 (1938)], [ZND 36 (1941)] III-3-1
koffie koffie: koffie (Stevoort), kóffie (Stevoort) (koffie) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] III-2-3
koffiedik koffiedik: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  kaffeeduk (Stevoort) droesem [ZND 23 (1937)] III-2-3
koken (intr.) koken: kóókə (Stevoort) koken [RND] III-2-3
kolengruis gruis: grø&#x0304əs (Stevoort) gruis van kolen [ZND 35 (1941)] III-2-1
kolenschop schop: sxoͅp (Stevoort) kolenschop, brede schep waarmee men kolen langs het keldergat naar binnen doet [ZND 42 (1943)] III-2-1