e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Steyl

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuw schuw: WLD  sjouw (Steyl) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
selderij selderie: selderie (Steyl) Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
sering kruidnagel: krōētnagel (Steyl, ... ), nagelbloem: nagelbloom (Steyl, ... ), -  nagelbloomen (Steyl, ... ) [DC 17 (1949)] [SGV (1914)]sering [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] I-7, III-4-3
sik sik: siek (Steyl), sik (Steyl), Aan de kin.  siek (Steyl), Aan de onderlip.  sik (Steyl), spin: Aan de onderlip.  spin (Steyl) Geitenbaard. [N 77, 87; S 32; monogr.] || sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)] I-12, III-1-1
sikkel (het/de) kromme: krom (Steyl) Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c] I-5
sjalot sjalot: sjalòt (Steyl), mv -ten  sjelot (Steyl), sjarlot: (...)  sjarlot (Steyl) [DC 13 (1945)]Een sjalot, een soort van kleine ui (sjalot, sjarlot, schaloeneke). [N 82 (1981)] I-7
slaan slaan: sjlaon (Steyl), sjloan (Steyl), slaon (Steyl), slaon dich om dien oere (Steyl) ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
slachten slachten: šlaxtǝ (Steyl) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: sjlaag (Steyl, ... ), sjläg (Steyl) Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slagboom poort: poort (Steyl) Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.] I-8