25173 |
stormx |
storm:
storm (L296p Steyl)
|
storm, zeer hevige, zekere tijd aanhoudende wind [tempeest] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17901 |
stoten |
stoten:
sjtōēten (L296p Steyl)
|
stoten, stuiken [SGV (1914)]
III-1-2
|
20534 |
stoven |
smoren:
sjmore (L296p Steyl),
stoven:
sjtove (L296p Steyl)
|
stoven (ww.) [SGV (1914)] || stoven; Hoe noemt U: Met weinig vet op laag vuur gaar laten worden (smoeren, stoven, wallen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
21249 |
straat |
straat:
sjtraot (L296p Steyl),
straot (L296p Steyl)
|
straat [DC 02 (1932)]
III-3-1
|
20301 |
straf geven |
straf geven:
sjtroaf geven (L296p Steyl),
straffen:
sjtroave (L296p Steyl)
|
straf geven [SGV (1914)] || straffen [SGV (1914)]
III-2-2
|
18776 |
streng |
streen:
štrēn (L296p Steyl)
|
Een streng garen, een gewonden en veelal ineengedraaide bundel waarin garen in de handel komt. De woordtypen lood, half lood, loodje en onsje duiden op een bepaalde hoeveelheid gewicht garen. [N 62, 56c; L 7, 58; L 28, 14; Gi 1.IV, 25; MW; S 36; monogr.]
II-7
|
19083 |
streng (bn.) |
strang:
sjtrang (L296p Steyl)
|
streng (bijv. nw.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18777 |
streng garen [cf. wld ii.7: 24-25] |
streen:
sjtreen (L296p Steyl)
|
streng (garen) [SGV (1914)]
III-1-3
|
32649 |
strijkbord, riester |
riester:
rēstǝr (L296p Steyl)
|
Het strijkbord, riester of rooster is het op de ploegschaar volgend ijzeren (vroeger houten) blad, dat de grond die door kouter en schaar is losgesneden, omkeert en in de vorige voor schuift. Men zie ook de toelichting bij het lemma ploegschaar. [A 26, 6; Lu 4, 6; JG 1a + 1b; N 11, 31.I.a; N 11A, 85d + 87b + 88b + 89c; monogr.]
I-1
|
22085 |
stro |
struu:
štrȳ (L296p Steyl)
|
Halmen van gedorst koren. De algemene benaming. Zie ook de toelichting bij paragraaf 6.4. [JG 1a, 1b, 2c; L 7, 60a; R [s], 6; S 36; Wi 4; monogr.; add. uit N 5, 83]
I-4
|